205 bracht hem al danig in moeilijkheden. Hij wilde liever niet in contact komen met het lagere volk. Maar wel zocht hij met alle mogelijke middelen naar kansen om het hoofd boven water te houden. Erg kieskeurig kon men daarbij niet zijn en wat Leyter voor ogen stond was de vestiging van een groter bedrijf. Alleen de groten zouden zich in de toekomst staande kunnen houden en dit te verwezenlijken was in feite Leyter's enige doel. Daarvoor moest desnoods zijn dochter ge offerd worden. Toegegeven, ik begin nu onrechtvaardig te worden, maar dit past nu eenmaal in het plan, dat ik mijzelf heb opgelegd. In werke lijkheid drong onze brander niet aan op de verloving van zijn dochter Suus met meneer Meerhold, een geslepen koopman met een aanzienlijk kapitaal. Maar hij had er ook niets op tegen, toen deze verbintenis tot stand kwam en het deed er voor hem maar weinig toe van welke afkomst Meerhold eigenlijk was. Hij wilde zich maar al te graag asso ciëren. En ook toen was het nog niet zo een voudig. Daarvoor moest hij eerst zelf over meer middelen beschikken. Het scheen, dat de drankgoden met hem waren. Zijn oude schoonvader was bed legerig en ziek en begon aan waanvoorstel lingen te lijden. Dat was het moment, waarop Leyter kon ingrijpen. Hij wist in ieder geval de oude man ervan te overtuigen hem het beheer over diens kapitaal te geven. Toen lukte het wel. Voor Meerhold was het een aanwijzing, dat z'n a.s. schoonvader er warmpjes bijzat. Voor Leyter was het de kans van zijn leven. Natuurlijk gebeurt er veel meer in deze beide boeken van Zoetmulder. Voor de lezer van onze tijd zijn ze wat minder toegankelijk. De kleine letter en de vaak verouderde woord keus schrikken af en dat is eigenlijk heel erg jammer, want het gaat tenslotte om Schiedam de oude stad voelt men er wel door kloppen. Men leert het leven kennen van de kleine en middelgrote ondernemers, men krijgt een idee van hun toch wel solide levenswandel. Er is heel wat voor nodig om een flesje champagne op tafel te krijgen. De feestjes en avondjes waren voor ons begrippen tamelijk bescheiden. Het is echt niet zo, dat de brander bij tijd en wijle een fles van zijn produkt aan eigen mond zette. Natuurlijk gebeurden er ook minder fraaie dingen. Zoon Jacob was niet zo'n beste. Hii had heel wat geld voor zichzelf nodig en hij vond ziin gezelschap ook tussen minder goede vrienden. De lezer wordt echt wel nieuwsgierig naar zijn regelmatige uit stapjes naar het al even nabije als zondige Rotterdam. Zijn kaartavondies mochten er trouwens ook zijn. Er werd zwaar gegokt en lang niet altijd werden de geschillen in der minne geschikt. Bij deze gelegenheden liet ook Meerhold zich niet van zijn beste zijde kennen. Men vindt wat dat betreft zijn es capades breedvoerig uitgemeten. Het doet er overigens ook niet toe. Het tijdsbeeld schijnt juist, al vindt men hier dan slechts één kant van de medaille. De andere kant is trouwens gauw genoeg gevonden. Arij Prins heeft er heel wat van geweten en in zijn verhalenbundel Uit het Leven komt men wel aan zijn trekken. Voor Schiedam hoeven we ons trouwens maar tot één verhaal te bepalen. Het heet Een Buiten kansje. Voor de afwisseling zijn we nu eens niet in een branderij of distilleerderij, maar in een ijzerfabriek. Het gaat hierbij om een voudig werkvolk laten we dat zo maar even noemen dat een prijsje uit de loterij gewonnen heeft. Geen honderdduizend na tuurlijk, maar toch een aardige extra cent. En daar moet op gedronken worden. Het sfeertje is er al. Jan Meurs, de ijzer draaier, bijgenaamd Spinoza heeft het geld afgehaald op het loterijkantoortje en hij komt uiteraard te laat op zijn werk. Hij heeft geluk, want de portier heeft de blikken loodjes nog niet weggehaald en hij heeft dus de gelegen heid om ongemerkt het bedrijf binnen te komen. De vreugde is niet te luidruchtig, maar wel algemeen. Iedereen krijgt zijn portie, alleen de bazen mogen er niets van merken. Ook moet het borreltje nog gehaald worden en daarvoor wordt Kromme Hein, bijgenaamd de Krommeling aangewezen. U mag nu even meeproeven van de ver haaltrant wel te verstaan: Toen kromme Hein een kwartier later met de gevulde flesch (waaruit hij een slokje had genomen, terwijl hij de daardoor ontstane leegte met slootwater had aangevuld) in de kleine draaierij kwam, waren de vier werklieden ijverig over hunne draaibanken gebogen, omdat de bovenbaas, een strenge kerel, het vertrek op en neer liep. „Zeg, Krommeling, wat kom jij hier doen" zeide de Lap, die bezig was het deksel voor een kruitkist af te draaien. Kromme Hein, ook gevat, antwoordde dadelijk, dat hij voor baas de Mey moest vragen of deze hier ook 'zijn pijp had laten liggen't was eene porceleinen, met een groen landschapje er op'. Enfin, de bovenbaas gaat weg en de ar beiders nemen een slok en nog één en nog één. Ze hebben de smaak te pakken en het is al te laat, wanneer zij bemerken, dat de inge nieur binnen is gekomen. Het gegooi in de glazen is begonnen. Drankgebruik wordt op het werk niet geduld en er vallen harde woorden. Na enig heen-en-weer-geschreeuw vallen er ontslagen. Drie van de vier gaan er op staande voet uit, overigens met ieder tweeëntwintig gulden van de loterij op zak. En daarom gaan ze nog niet naar huis. Nog lange niet, om zo te zeggen. Ze leggen in verschillende kroegjes aan, de winst verdwijnt zienderogen, maar dat mag de pret niet drukken. In ieder geval wordt de dorst gelest. De zorgen zijn voor morgen en niet te vergeten voor moeder de vrouw. Daar belanden zij tenslotte toch. In een enkel geval worden zij al eerder afgehaald door hun wet tige echtgenotes. Die weten dan waar Abraham de mosterd haalt en ook hoe je de week door moet komen. En wie het niet weet zoals de vrouw van de Lap die is het slachtoffer. Toen onze vriend thuiskwam was hij stomdronken. „Zijne vrouw had nauwlettend zijne bewegingen gevolgd. Toen zij bemerkt had, dat het donkere lichaam niet meer bewoog, was zij naar den stoel gegaan, waarop de jas lag, om het geld er uit te halen, want zij

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1968 | | pagina 17