MEN
POORTVUETS
„RARE
GESPLETEN
HEID"
Twee passies:
Tekenen en jagen
door
Aad Wagenaar
Foto's:
Richard Henke
D IEN Poortvliet (36) heeft vandaag vier konijnen, twee hazen,
een taling en een stuk of vijftien fazanten gedood. Hij vindt
dat een beste buit voor zo maar een dag in november. In de bont
gestoffeerde huiskamer van zijn woning in Kethel (een twintigtal
bokkeschedels aan de wanden, vier opgezette hertekoppen, een
vos, jachtaktes, geweren, oude foto's) rust hij ervan uit. Goed
bekaf is ook de jonge jachthond Sep, een Duitse staander, en
evenzeer slaperig is de goedmoedige boxer Amber („lekkere
ouwe baklap", zegt Poortvliet).
Rien Poortvliet stelt de merkwaardige schizofrenie van de
jachtsport aan de orde. Hij zegt: „Vandaag heb ik dus vier konijn
tjes gedood en tegelijkertijd, toen ik vanavond thuiskwam, heb ik
me in de tuin rot lopen zwoegen om zeven andere konijntjes in
leven te houden. Lekkere blaadjes uitzoeken en zo. Is dat nou
geen rare gespletenheid?"
Poortvliet kan interessant over de jachtsport filosoferen. Jagen is één van zijn
passies; de andere is zijn werk als illustrator. Daarover gaat het eerste deel van
het gesprek. Rien Poortvliet illustreerde vele boeken (kinderboeken vooral; de
Jaap ter Haar-series, „Pim, Frits en Ida" van Godfried Bomans) en tijdschriften
(Margriet, Libelle, Revu, binnen- en buitenlandse jachtbladen). „Puur om den
212