Een écht Sinterklaasboek: „kind heeft er
recht opr
213
brode" tekent hij daarnaast voor het Rotterdamse reclamebureau Lintas. De
inkomsten van het geheel stellen hem in staat een prettig leven te leiden, een goed
huis te bewonen en regelmatig op jacht te gaan. Bovendien kan hij het zich permit
teren om af en toe een tekening voor niets te maken. „Om de lol, gewoon. Die
jachtbladen bijvoorbeeld betalen haast nooit."
Rien Poortvliet maakt thans ongeveer twintig jaar van het tekenen zijn beroep.
Maar het is slechts het werk van de laatste twee-en-een-half jaar waar hij zegt
volledig achter te kunnen staan. „Dat zeg ik ongetwijfeld over twintig jaar ook.
En misschien hoort 't zo ook wel. Als je gaat zeggenhet kan niet beter, ga je
vervallen in manierisme. En dan raak je de sigaar. De concurrentie loert aan alle
kanten", zegt hij.
Het kleine taalgebied dat Nederland heeft dupeert niet alleen de schrijvers maar
ook de illustrators. Poortvliet klaagt: „Het houdt grandioze beperkingen in.
Als je in het Engelse taalgebied met zo'n boek over de jacht komt als ik heb
gemaakt en waarvan nu maar 3000 exemplaren gedrukt zijn, loopt het enorm.
Maar hier zit je zo aan het plafond. Die kinderboeken met Jaap ter Haar die lopen
goed en dat vind ik fijn. Want daarvoor te tekenen is voor mij een kwestie van
lol, plezier. Mijn reclamewerk doe ik allemaal incognito, maar waar ik me
daarnaast in manifesteer dat moet plezier zijn. Daarom heb ik ook geen vaste
klanten willen hebben. Als ik iedere maand of week voor een bepaald blad een
tekening zou moeten afleveren, is die lol er voor mij af. Als ik nu door Margriet
gevraagd word een verhaal te illustreren, wil ik het eerst wel eens even lezen.
Gaat het over het mondaine leven van New York, dan heb ik er geen zin in.
Nachtclubs, verkeer, neon, feestjes, zuipen da's allemaal niks voor mij. Ik lust
helemaal geen zuipen. Maar komt er nu iemand naar me toe, die zegt: joh, we
hebben in de nalatenschap van Joh. Kievit een vijfde deel van Dik Trom ontdekt,
wil jij dat illustreren, dan zeg ik gelijk ja. En dan zeg ik: we zullen later wel es zien
of 't nog wat betaalt ook."
„Ik heb een tijd lang vrij frequent voor Margriet gewerkt. Maar ik zie dat nu
toch te veel als eendagsvliegen. Nietwaar, de Margriet leeft maar vijf dagen.
Ik vind boeken leuker. Dat blijft. Van ieder boek dat ik illustreer leg ik twee
exemplaren opzij. Die zijn voor mijn jongens. Ik wil dat ze later kunnen zeggen:
kijk dat heeft die ouwe pa of opa in zijn tijd voor mekaar gebokst."
„Weet je wat ik vermijd in de kinderboeken, die ik illustreer? Dat is dat gedoe,
dat je een boek openslaat om lekker te gaan lezen en dan direct achter de titel
pagina vind je al een tekening met een scène erop van pagina 202. Dan staat er
onder en toen verdwenen ze in de zwarte nacht (blz. 202)of zoiets.
Dat irriteerde mij als jongen mateloos. Met pagina 202 wilde ik nog niks te maken
hebben. Maar dat komt door de vaste tarieven. Voor zus of zo bedrag levert de
tekenaar vier prenten. Meer niet. Maar puur voor de lol van het illustreren trek
ik me van die tarieven niks aan en lever ik dertig tekeningen. Dan hebben die
kinderen tenminste wat om naar te kijken."
„Een zekere infantiliteit is mij
niet vreemd."
Rien Poortvliet zegt het bij wijze
van introductie tot zijn plan voor het
maken van een St. Nicolaasboek,
waarmee het kind nu eens werkelijk
aan zijn trekken komt. Hij laat teke
ningen zien; kleurige gedetailleerde
taferelen, vol sfeer, kitscherig af en
toe („het moet écht zijn voor het
kind") en er is veel aan te bekijken.
„Sinterklaas is een brokje religie in
die kleine kinderzieltjes, het wordt
nogal eens onderschat. Dat merk je
vooral door de Jantje-van-Leiden-
manier waarop men zich van het Sint
Nicolaas-boek afmaakt. Prulletjes
van 45 cent kun je kopen met wat
slechte prentjes van Sint en Piet,
da's alles. Maar ik vind dat je met
zo iets kinderlijk heiligs als Sinter
klaas niet mag spotten, de kinderen
hebben recht op toewijding van de
ouderen waar het die figuur betreft.
Daarom wil ik dat bock tekenen. Ik
heb Jaap ter Haar* weten op te jutten
om de tekst te schrijven en nu gaan
we samen een uitgever zoeken. Die
man moet er ook een beetje idealis
tisch zin in hebben, want het is een
duur grapje."
„Kijk, ik ga dit boek niet maken
voor applaus. Ik bedoel: als ik
tekeningen van de jacht maak, dan
zeggen die jagers: haha die Rien,
fijne jongen, wat kan je toch lekker
tekenen. Kom es jagen op mijn jacht.
Maar van die kinderen wil ik niks
verwachten voor mezelf. Dat kan
trouwens niet. Voor die kinderen is
het helemaal niet getekend door een
meneer: 't is echt voor ze."
„Ik geef ze een échte Goedheilig
man. Niet een vent met dat scheve
gezicht, dat iemand maakt die niet
kan tekenen, in snoepieskleuren. En
Zwarte Piet is geen vieze zwarte
vlek, maar een échte mooie Piet.
Kijk, dit soort dingen doe ik nou voor
m'n lol, gewoon met het plezier van
die kinderen als ze straks in zo'n boek
bladeren. Wat het oplevert telt dan
niet meer. Ik heb 't zelf als kind als
een gemis gevoeld, dat zo'n echt
Sinterklaasboek er niet was. 't Komt
allemaal omdat de volwassenen de
ernst van het Sinterklaasgebeuren
geen recht doen wedervaren. Ze
redeneren teveel van: wat nou duur
boek? Ben je gek, 't is maar voor een
kind. Geen geouwehoer, 't mag be
slist niet te veel kosten."
„Die mensen snappen 't niet."