Matthijs Maris
en het portret
van
Isabella Angus
door Hans Paalman
218
HET portret van Isabella Angus, ge
schilderd door Matthijs Maris, is
één van de hoogtepunten uit de collectie
schilderijen van vóór 1940 in de verzame
ling van het Stedelijk Museum.
In de serie Schiedams kunstbezit
willen we gaarne ruime aandacht aan dit
schilderij en vooral aan de kunstenaar
die het maakte, besteden. Matthijs
Maris, één van de drie schilders Maris,
die Hagenaars kennen als kunstenaars
het land van Rernh andt waardig" naar
de inscriptie op het Maris-monument aan
de C'arnegielaan in Den Haag, geboorte
plaats van deze drie schilders Jacob,
Matthijs en Willem Maris.
De grootvader van de Marissen was in
1779 in Praag geboren en heette Wenzel
Maresch; hij kwam na vele omzwer
vingen met zijn vrouw, de in Amster
dam geboren Metge Smits, naar Den
Haag, waar hij zich als metselaars
knecht vestigde. In 1809 werd hun zoon
Matthijs geboren en eerst ingeschreven
onder de naam Marris, later als Maris
opgegeven. Deze Matthijs Maris leerde
het letterzettersvak, werd jongmaatje op
de drukkerij van K. Fuhri in Den Haag,
een zeer „artistieke drukkerij" waar
vele reproducties e.d. werden vervaardigd
en op deze drukkerij bracht vader
Matthijs Maris het tot meesterknecht.
Sinds 1836 was hij gehuwd met
Hendrika Bloemert uit Haarlem en in
het „hofje" aan de Korte Lombard
straat waar zij woonden, werd in 1837
Jacob, in 1839 Matthijs, daarna een
dochter Henriette, in 1844 Willem en
tenslotte een dochter Wilhelmina ge
boren. Tot 1858 bleef het gezin Maris in
het Hofjeswoninkje en in dit huisje
hadden Jacob en Thijs Maris een kleine
zolder, waarop hun interesse en liefde
voor de kunst moet zijn ontstaan. Im
mers vader Maris bracht van iedere
gedrukte prent een exemplaar mee naar
het intieme huisje aan de Korte Lom
bardstraat en de jongens beijverden zich
dan ook, om vele van deze reproducties
na te tekenen.
Als eerste gaat Jacob naar de Aca
demie aan de Princessegracht en op
12-jarige leeftijd wil ook Matthijs zich
laten inschrijven, doch hij wordt afge
wezen. Na privéles van de schilder
Elink Sterk lukt het hem om in 1852
tot de cursus 1852-'53 te worden toe
gelaten. Geld om de opleiding te be
talen is er echter niet en om aan geld
te komen, verkopen zij allebei schetsen
en kleuren zij litho's in voor een kunst
handelaar.
In 1854 werkt Matthijs voor een jaar
bij de zeeschilder Louis Meyer, die hij
assisteert bij het schilderen van grote
zeegezichten. Door een jaargeld van
Koningin Sophie lukt het hem te Ant
werpen te gaan studeren. Van 1855-
1858 verblijft hij te Antwerpen, waar
dan al zijn grote talenten blijken.
Van 1858 tot 1860 verblijft Matthijs
tezamen met zijn broer Jacob weer in
Den Haag, doch in 1860 kunnen zij
door een opdracht een grote buiten
landse reis maken. Van Den Haag ging
het naar Keulen, dan per stoomboot
naar Mannheim, dan naar Heidelberg,
Karlsruhe, het Schwarzwald, Basel,
Lausanne over Neuchatel en Dijon naar
Parijs en van hieruit terug naar huis.
Vooral voor Matthijs is de reis van
bijzondere invloed geweest omdat zij
hem in aanraking bracht met de Duitse
romantiek.