F. KOIB-
zakenman
„Genoeg
centjes worden
vanzelf
dubbeltjes"
Foto'sRobert Collette
25
A AN de muur hangt een haast twee
nieter brede Mesdag; recht er te
genover een Gertrud de Graaf. Ver
der staan rondom tientallen stukken
porselein: Meissner, Rosenthaler,
Dresdener Saksisch, Sèvres, Royal
Danniark.
De eigenaar van dat alles, F. (Fre-
dericus) Kolb (51), zegt: „Ik houd
van alles wat mooi is, vandaar. Maar
eerlijkheidshalve moet ik erbij zeg
gen, dat ik deze dingen ook als een
belegging beschouw. Al is geld rond
en moet 't rollentóch ben ik
geen opmaker. Ik houd de dingen
graag bij me, ik heb er hard genoeg
voor geploeterd. Trouwens ik ploeter
nog stééds. Arbeid is mijn ontspan
ning. 't Is nu paaszaterdag, maar dat
zegt me niks, straks ga ik naar de
zaak en dan begin ik te werken. Mor
gen, eerste paasdag en overmorgen
ook. 't Personeel is er niet natuurlijk,
dus dan zit ik lekker in mijn eentje,
daar houd ik van".
Hij beschouwt zichzelf als een ge
slaagd zakenman, Fred Kolb. Op de
Oranjestraat bezit hij drukkerij annex
adresseer-, kopieer- en uitzendbureau
Secret, een bedrijf waar men het gro
te beslist niet weert, maar het kleine
bovenal eert. Want, zegt Kolb: „Als
je maar genoeg centjes verdient, wor
den het vanzelf dubbeltjes. Daarom
is de man die even een brief wil la
ten kopiëren bij ons net zo welkom
als de Unilever, die iets in vijftigdui-
dend vermenigvuldigd wil hebben".
Hij heeft wat men noemt een
„boom in business" gemaakt, de af
gelopen jaren. Hij wil niet zeggen,
wat hij bezit, maar: „Het is veel hoor,
erg veel". En dat allemaal in zes jaar;
dat is de tijd dat hij in Schiedam zit.
„Het voorspel is de oorlog geweest,
eigenlijk. Toen heb ik mijn filosofie
in zaken ontdekt", vertelt hij. „Ik
was ondergedoken, maar ik trok er
toch nog wel eens op uit. Op een dag
liep ik in Berkel, op zoek naar wat
spoorbielzen om te snaaien. Toen
kwam ik voorbij een weiland, waar
wel vijfduizend mannen lagen te lui
eren. Ik zeg tegen een van die lui,
die ik toevallig kende: „Wat zijn jul
lie hier aan 't doen". „Paaltjes zet
ten", was het antwoord, „maar we
doen niks natuurlijk". En ze déden
ook niks. Maar toen ik 's avonds
weer langs kwam, waren de mannen
weg en stonden die paaltjes er tóch.
Kijk, toen had ik het door: ieder voor
zich deed niks, maar met z'n allen
deden ze toch iéts! En zo is het ook
gegaan in mijn zaken: als ik één cent
aan een bepaald ding verdien en dat
ding komt in een bepaalde massa op
me af, ben ik tevreden. Verdien ik
toch nog zat. Ik laat nog steeds geen
cent op straat liggen, als ik er een zie.
Ik raap hem op".
Kolb is thans bezig zijn zakenare-
aal uit te breiden met een slagerij in
Rotterdam. „Die ben ik aan het over
nemen", zpgt hij, „kun je straks la
chen. Aan één dubbeltje winst op een
kilo vlees heb ik genoeg. En reken
maar niet dat ik me tegen laat hou
den door regelingen; al moest ik er
voor naar Oost-Duitsland gaan om
vlees te halen
Veertien jaar geleden besloot hij in
zaken te gaan. Daarvóór had hij ge
varen en toen hij definitief afmon
sterde betaalde men hem aan pen
sioenpremie duizend gulden terug.
Dat was zijn eerste handelsgeld en hij