een schip zonder
haven
47
S 45
Met een zekere schroom voldoe ik aan het verzoek
iets te schrijven over het ontstaan, reilen en zeilen van
S. '45. Immers bij een herdenking hoort een loftrompet
en elke klaagtoon klinkt dan als een dissonant. Reden
waarom hij dit schrijft in persoon, los van zijn binding
met S. '45.
Graag wil hij beginnen met het jubileum-gedicht van
ons lid Cor Pon:
S. '45
o naam deel van mijn wezen
kwart eeuw de kunst gewijd,
uit diepste diep gerezen
boven bewogen tijd
door wie zich strijdend schonden,
u schonken zin en ziel
met droom en daad verbonden
aan edel doel; borg stonden
dat gij niet eerloos viel.
Deze regels spreken van ontworsteling, maar ook van
strijd om staande te blijven. Voor buitenstaanders mis
schien te dramatisch, voor ingewijden realiteit.
,,Wir fahren" even terug naar de jaren 1940-45; hon
ger en ellende, verdrukking en dood, vrije meningsui
ting levensgevaarlijk!
Zeker, de dictator was de kunst niet helemaal onge
negen, maar dan moest het voldoen aan het Germaanse
ideaal en dat was nu juist de onverteerbare brok.
Ondergronds werd verzet gepleegd en knappe kop
stukken hielden zich al bezig met een nieuw staatsbe
stel, waar ook een betere culturele wereld in verdiscon
teerd werd.
Zo gebeurde het dat ondergetekende in 1944 tegen
over Herman Sey het plan opperde om na de oorlog,
door samenbundeling van beeldende kunstenaars te
Schiedam, een meer leefbare sfeer te scheppen.
Herman Sey kwam na de bevrijding op dit gesprek
terug en had zich inmiddels van de medewerking van
wethouder Dinkelaar verzekerd. Toen we er op uit to
gen gaf het prettige en onprettige ontdekkingen. Eén
bleek in Duitsland overleden; enkelen waren enthousiast,
anderen terughoudend of zagen in Schiedam geen moge
lijkheden en wilden zich bij Rotterdammers aansluiten.
Na voorbereidende besprekingen mochten we in de
schilderschool van Gerrit Wiegman, Vellevest 14, een
contact-expositie houden van 10 tot 17 oktober. Ge
lukkig deden daar de twijfelaars ook aan mee, met re
sultaat dat we op de laatste dag over konden gaan tot
oprichting van de ,,Schiedamse kunstenaarsgemeenschap
S. '45".
De na-oorlogse verbroedering weerspiegelt zich in het
woord gemeenschap", en de naam is een verkorting
van Schiedam 1945, dit laatste op voorstel van P. van
Stuyvenberg. We steken van wal met inmiddels 17 le
den, waaronder als bestuur C. F. Lampe, voorzitter, H.
Sey, secretaris-penningmeester, L. I. Bernard en J. C.
Wiegman. Gezien de betrekkelijkheid van richtingen en
de beperktheid van Schiedam besluiten we, dat S. '45
geen dwangbuis mag zijn van een bepaalde stroming,
maar ieder persoonlijk zijn uiting moet kunnen ontwik
kelen. Als voorwaarde stellen we een academische of
gelijkgestelde vorming. Voorts open voor musici, letter
kundigen enz. Reglement en statuten worden vastgesteld.
Koninklijke goedkeuring verkregen op 9 november
1946.
Inmiddels beleven we een prettige tijd, met tentoon
stellingen (steeds 500 bezoekerscauserieën enz.,
gezamenlijk figuurtekenen. Dank zij toegewezen kolen-
bonnen konden wij het warm stoken en surrogaatkoffie
en -thee zetten en dit laatste nuttigen uit blikjes, want
kopjes waren toen nog weeldeartikelen. Een van onze
leden, Huib Noorlander, bleef er tijdens exposities sla
pen, om verzekeringspremie uit te sparen.
Tot zover ging het voor de wind, maar, naarmate de
welvaart toenam moesten we ervaren, dat de behoefte
naar hogere waarde verminderde. Ergo: het medeleven
met onze kunst verslapte en het verkopen ging tot nul
punt dalen. Het teruglopen van het bezoekersaantal
deed het batig saldo verminderen, behalve die ene keer,
toen het tijdens afloop bij Hermes D.V.S. ging gieten.
Nog erger was, dat ons gastvrije gebouw werd wegge
kocht, waarna we letterlijk en figuurlijk op de keien
stonden. Het Zakkendragershuisje, onze hoop, bleef
voor ons gesloten.