DE MANNEN m ém 44 Het politieke leven van vóór 1940 was in het slop ge raakt. Er is toen van staats- of gemeentewege ook heel weinig gebeurd. Op het gebied van de woningwetbouw bijvoorbeeld is buitengewoon slecht gebouwd. We hadden in '45 een heel sterk verlangen naar recht vaardigheid. In het begin was er nog tamelijk veel eens gezindheid. Maar er viel toen verduiveld weinig te doen. Sommigen dachten dat de Nederlandsche Volksbeweging iets geweldigs was. We betreuren het allemaal, dat er toch niets van terecht is gekomen." Het blozende gezicht kleurt onder de witte haren en zijn stem klinkt luid. Even later zegt hij rustig en met een glimlach: „In Schiedam hadden we toen een politiek volstrekt ongevormde, maar goedwillende burgemeester, die zijn tijd wat vooruit was met zijn woonstad-ideeën." De heer Bosch kucht beschei den achter zijn hand. Is er teleurstelling „Ja," zegt de heer Sabel, „de bezieling verdween en er bleef teleurstelling over. Ik behoor tot degenen, die toch wel zeer teleurgesteld waren over de politieke ontwikke lingen van na de oorlog." De heer Willemse zegt: „Na de oorlog hebben we zo veel zogenaamde verzetslieden naar buiten zien komen, dat we geen enkele behoefte hadden om verder als N.O. nog ergens aan deel te nemen. Onze enige gedachte was: hoe kunnen we de oorlogsslachtoffers het beste helpen. Daarom zijn we toen wel lid geworden van de Stichting 40-45." De heer Van Ravens is geen raadslid geweest; hij werkte bij het Arbeidsbureau, als consulent bijzondere bemiddeling. Hij heeft een bijna onbegrensd vertrouwen in de maatschappelijke structuur van dit moment en zegt over de ontwikkelingen na de oorlog: „We zaten in de oorlog in duisternis en zagen het licht komen. Het licht is ook gaan schijnen op sociaal gebied. Er is voor de minderbedeelde bevolkingsgroepen veel gedaan, de Alge mene Bijstandswet, AOW en zo veel meer. De verhou dingen in de vakbeweging waren vroeger niet zo goed, maar ook op dat gebied is meer erkenning gekomen. Als ambtenaar had ik persoonlijk het ideaal dat we niet langer zouden hoeven te wachten tot een werkgever ons opbelde om werkkrachten, maar dat we er zelf op af konden gaan." De heren vervallen in een kleine schermutseling over het feit, dat het CNV in de samenwerking tussen de vak bonden nog wat achteraan loopt en dat er op sociaal gebied nog wel iets te verbeteren valt. De heer Van Ravens blijft ongeschokt. Vriendelijk maar beslist zegt hij: „Het is in ons land nu goed wonen en het gaat niet aan om te denken, dat je in vergelijking met 1945 zo rijk zou zijn als koning Salomo. Ik ben blij dat ik nu leef en dat ik dit heb mogen meemaken." De heer Willemse reageert fel: ..We hebben vijftien of zestien jaar moeten vechten om de eerste ongevallenwet er door te krijgen. Alles wat is bereikt, is bevochten door de organisaties van de arbeiders. Het is ons niet in de schoot geworpen." Wel is hij het met de heer Van Ravens eens, dat vele oudere mensen gelukkig zijn met hun verzorgde oude dag, maar: „Ik vecht nu ook al weer een jaar om een onderkomen te vinden voor tienduizend Schiedamse bejaarden. En dat is niet te vinden, want iedere groepering zegt: ja, maar die zaal is van ons. De jeugd heeft sportvelden en alles, maar die tienduizend bejaarden hebben niets. Moeten ze soms de hele dag in het postkantoor zitten of in de hal van het station?" De heer Van Ravens: „We moeten bouwen en be waren Oud-wethouder P. van Bochove: „Ik vrees dat we zo nog in de tachtigjarige oorlog zullen terechtkomen." En gevraagd naar zijn idealen: „Ik ben een kind van de crisis en was na mijn rechtenstudie anderhalf jaar werk loos. Na de oorlog dacht je in de eerste plaats: „Alle Menschen werden Brüder". Je dacht ook dat je de eerste zestig jaar geen oorlog mee zou krijgen, maar na een paar jaar was het al weer donderen; alleen als gevolg van het feit, dat we het machtsevenwicht in toom kunnen houden, is het nog niet tot een echte uitbarsting geko men. Ik heb geen verstand van militaire zaken, maar ik ben een hardnekkig NATO- of NAVO-aanhanger." Geen teleurstelling „Ik geloof, dat het ons op vele gebieden heel wat beter afgaat dan vroeger. De werkloosheid is totaal verdwenen. Ik geloof, dat men onderwaardeert wat in deze 25 jaar is bereikt. Het Nederlandse volk van 1940 is niet meer te herkennen. Er zijn nog wel mensen die slechtbehuisd zijn (en dan laat ik in het midden of het niet anders zou zijn als ze er geen auto op na hielden), maar de meest

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1970 | | pagina 8