naamde brandgevel; op alle gevels pedestallen met dier figuren; bogen boven de ramen en doorlopend in voor- en achtergevel; een hardstenen plint 0111 het gehele gebouw, in de zuidgevel voorzien van ringen voor het vastmaken van paarden; in de achtergevel ankers vormend het jaartal 1605. Duidelijk zijn de lichtgaten van de trap naar de zolder in de achtergevel zichtbaar. Er zijn twee poortjes in de noord-, één in de achtergevel. Deze laatste moet de ingang van de secretarie zijn geweest en in 1782 verplaatst zijn naar de zuidgevel, waar het nu nog is. De modernisering van 1782 Wanneer men de oude tekeningen en gravures, zoals de bekende opticaprent van de Grote Markt, beziet waar op het stadhuis staat afgebeeld, kan men het alleen maar betreuren, dat de 18e-eeuwers die over het algemeen toch blijk hebben gegeven van een gevoel voor stijl zich niet ontzien hebben om dit gebouw te gaan moderniseren. Deze modernisering, dus aanpassing aan de dan heersende mode, zien we dagelijks op de Grote Markt voor ons. Van de verrichte werkzaamheden was het belangrijkste de be kleding van het gehele gebouw met ,,lekse mopsteenen". Daartoe werden alle uitstekende bouwelementen, zoals de bogen, pedestallen en de brandgevel aan de zuidzijde af gebroken. Het voorste poortje aan de noordgevel, welk toe gang gaf tot de wacht, werd dichtgemetseld en vervangen door een raam. De oude hardstenen plinten van de zij muren werden finaal weggebroken, in de hardstenen banden (speklagen) werden gaten gebroken om de nieuwe be kleding stevig te kunnen bevestigen. De ramen werden evenzeer gemoderniseerd. De voorgevel kreeg de vorm van heden. De datum van de aanbesteding was 21 juni 1782, de datum waarop het werk gereed moest zijn I oktober 1783. 19e en 20e eeuw Grote veranderingen van het inwendige vonden plaats in de vorige en tegenwoordige eeuw. Zij hielden verband met de zich uitbreidende administratie, waardoor het stad huis te klein werd. Een volledige lijst van alle veranderingen en verbouwingen te geven, is ondoenlijk en overbodig. Zoals bij heel dit overzicht van de geschiedenis van het stadhuis, moeten we ons tot de hoofdzaken beperken. In de loop van 1862 verdwenen de rechtbank en de ge vangenis uit het stadhuis. Deze verhuisden naar het nieuwe Huis van Bewaring met cipierswoning en lokalen voor het Kantongerecht, staande op de hoek van Schoolstraat en Nassaulaan. Hun heengaan vormde het einde van een heel oude toestand. Sedert het allereerste begin immers hadden baljuw, schout en schepenen de voorgangers van het kantongerecht op het stadhuis gezeteld. Oorspronkelijk vormden zij het stadsbestuur, later met de komst van burgemeester en raden (vroedschappen) werden hun werkzaamheden beperkt tot de rechtspraak. Sedert 1891 begint men het inwendige te verbouwen. In dat jaar werd de oude charterkamer naast de secretarie gelegen, ingericht voor de dienst van de Burgerlijke Stand en het Bevolkingsregister. In 1893 verbouwde men de oorspronkelijke Vierschaar tot twee vertrekken, bestemd voor Financiën en voor wachtkamer van het publiek. Naar aanleiding van de huis vesting der archieven, spreekt het gemeenteverslag over het stadhuis. Het zegt: „Mochten wij er in slagen een uit financieel oogpunt aannemelijk plan voor een nieuw stad huis te ontwerpen Het is de eerste maal, dat ik iets gevonden heb over plannen om een nieuw stadhuis te bouwen. In 1897 werd de commissiekamer, ons bekend uit de beschrijving van Vinck jr., nieuw behangen en geverfd. Het goudleerbehang moet dan zijn verdwenen. Tegelijk stak men het plafond af. Hoe hoog de nood intussen ge stegen was, blijkt wel uit de bijlagen van de raadsvergade ring van 19 april 1898. Na gesproken te hebben over het archief en de afdeling Bevolking en de noodzakelijke ver plaatsing van beide, schrijven Burgemeester en Wethouders aan de Raad: daar het Raadhuis te klein is, om in de steeds toenemende behoefte aan meerdere lokaliteit te voorzien. Om slechts een enkel voorbeeld hiervoor aan te voeren, willen we slechts het zich telkens voordoende feit releveren hoe op dagen, waarop huwelijksvoltrekkingen plaatshebben, voor de raadsleden geen enkel vertrek be schikbaar is tot het lezen van de stukken, die voor hen ter visie liggen, en er op wijzen, dat de Wethouders, die niet in het bezit van een eigen kamer in het Raadhuis zijn, meermalen in de noodzakelijkheid verkeeren, personen die hen wenschen te spreken, in de gang of vestibule van het Raadhuis te woord te staan". In 1905 verhuisde de afdeling Financiën naar de begane grond, waartoe een der vertrekken van de voormalige stads wacht, toen in gebruik bij de politie, verbouwd werd. In hetzelfde jaar blijkt de gehele secretarie op het stadhuis gevestigd te zijn: Algemene Zaken, Bevolking en Financiën. De gemeentesecretaris zat boven, in de huidige kamer van Burgemeester en Wethouders. De verbouwingen gaan se- dertdan in versneld tempo. Het is een druk heen en weer schuiven van de diverse afdelingen in voortdurend gewijzigd wordende ruimten. Men ging er toe over secretarie-afdelingen elders onder te brengen. In 1909 verhuisde de afdeling Bevolking naar het Kantongerecht aan de Schoolstraat, dat vrij was ge komen door de verplaatsing van de rechtbank naar het pand aan de Lange Haven. I11 hetzelfde jaar noemde burgemeester Brants deze ver huizing een tijdelijke maatregel en sprak hij de hoop uit, dat het St. Jacobsgasthuis „eenmaal door de gemeente zal worden betrokken". Deze idee was niet nieuw. Reeds in raadsvergaderingen uit de jaren 1903 en 1904 werd deze oplossing van het ruimtegebrek voorgestaan. Een andere oplossing werd gezocht en gevonden. In 1914 kocht de gemeente een aantal panden en erven aan het Oude Kerkhof en de Nieuwstraat. Onder deze was Nieuwstraat 26, woonhuis van wijlen dr. Vaillant. In 1921 werd het kantorencomplex uitgebreid met de panden Nieuw straat 28 en 30. Voorlopig was het stadhuis-probleem op gelost. Laatste ingrijpende verbouwing Kennelijk kreeg men meer tijd voor het oude stadhuis op de markt. Als gevolg daarvan onderging het gebouw een laatste, ingrijpende verbouwing. In het gemeenteverslag van 1923 staat nauwkeurig aangegeven, wat er allemaal is gedaan. De raadszaal op de eerste etage werd vergroot door bijtrekking van de trap naar de zolder en van de commissiekamer. De raadszaal kreeg zo de afmetingen, die zij 1111 heeft. De oude schoorsteen van de commissiekamer kreeg een plaats in de raadszaal. Beneden werd een gang gemaakt met een trap naar de eerste etage. Men brak daarvoor een vertrekje weg. Een andere trap, uitkomend in de hal boven, zorgt voor de verbinding met de zolder. Over de toestand van het gebouw is het verslag niet erg te spreken. Bijna alle muren verkeerden „in zeer slechte toestand, zodat overal versterkingen en vernieuwingen moesten worden aangebracht". Het was de grootste verbouwing sedert 1782-1783. Toen werd het exterieur, nu werd het interieur grondig gewijzigd. Van het oorspronkelijke gebouw is niet veel meer te zien. Het zit of weggewerkt achter de Lekse mopstenen of is weggebroken. Zal er nog eens een verbouwing komen, die de naam van restauratie kan dragen? Het moet toch mogelijk zijn het gebouw in zijn 16e-eeuwse glorie te herstellen? Het zou prachtig zijn, wanneer zo'n restauratie Phase III werd inJ de nu op gang gekomen stadhuisbouw. I G VAN DER FEIJST

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1970 | | pagina 11