120 Het stadhuis circa 1770. Noordzijde. De teke ning is waarschijnlijk door Vinck jr. gemaakt. Na de werkzaamheden is het gebouw een 16e-eeuws pand geworden, aangepast aan de tijd, precies zoals later in de 18e eeuw weer zou gebeuren. Verbrand en herbouwd De 17e eeuw begon voor het stadhuis met een ramp. In het jaar 1604 in de nacht van 3 op 4 mei, des morgens tussen 3 en 4 uur, brandde het stadhuis af. We vinden er de neerslag van in resoluties van de Vroedschap van 18 mei. Men besluit te gaan vergaderen in de St. Jorisdoelen, terwijl de Weesmeesters belast met het beheer van de goederen van wezen en de aanstelling van voogden die ook op het stadhuis vergaderden verwezen worden naar de consistoriekamer van de Grote Kerk. Hoe groot precies de schade is geweest, valt niet meer na te gaan. De zolderverdieping moet geheel zijn verbrand, terwijl ook de eerste etage aanzienlijke schade heeft op gelopen. De begane grond is er blijkbaar beter af gekomen. Het stadsarchief dat zich daar bevond, overleefde althans de ramp. Met voortvarendheid toog men aan de arbeid om de schade te herstellen. In 1605 reeds kon men het torentje maken, dat de afsluiting van het herstel vormde. l)e 18e eeuw In de 18e eeuw zou het stadhuis aan ingrijpender ver anderingen onderworpen worden. Dit begon in de jaren 1717 en 1718 toen men de trappen aan de voorgevel ver bouwde en de huidige toestand schiep. In 1747 werd een wijziging aangebracht aan de ingang in de voorgevel. Interieur rond 1770 Ondanks deze wijzigingen en de brand van 1604 had het gebouw zijn 16e-eeuwse karakter bewaard. Dit komt Karei V regeerde over deze landen van 1515 tot 1555. We hoeven er niet aan te twijfelen, dat gedurende deze periode het in 1514 vervallen genoemde stadhuis is ver nieuwd, hetzij gerepareerd, hetzij geheel opnieuw gehouwd. Wanneer kan dit zijn gebeurd? Dezelfde mr. Vinck zegt, dat op 4 mei 1537 het stadhuis is afgebrand en dat ,,naar den voorsz. jare 1537 een nieuw steene Raathuijs uijt de verbrande asse van het oude houte is te voorschijn geko men". Indien zijn bewering juist is, stamt het tegenwoordige gebouw dus uit 1537 en volgende jaren. Helaas is Vinck de enige, die van de stadhuisbrand melding maakt. Ik zie nog een andere mogelijkheid. In het .Stadboek komt een verordening van de vroedschap voor gedateerd 16 maart 1535. Een heel merkwaardige, die ik geheel over neem: ,,Item is geordonneert bij den XXIV, dat Kerstiaen Ottezoen geen houdt leggen en sal dan binnen zijn ghote; ende sal wercken ande dander zy van der stede huys". Een aannemersbedrijf op de markt komt mij heel onwaarschijn lijk voor, nog minder een bevel tot verplaatsing van het be drijf naar de andere zijde van het stadhuis. Zinvoller wordt m.i. het bevel, wanneer het „wercken an" begrepen wordt als: werkzaamheden verrichten aan, d.i. aan de andere stad huisgevel. Kerstiaen was bezig met het stadhuis. Waarom niet gedacht aan een groter werk dan een onderhoudswerk? Het feit alleen al, dat de vroedschappen er zich mee be moeiden, pleit er voor, dat hier een omvangrijk werk aan de gang was. Ik vind deze andere mogelijkheid bevredigender dan de onbewijsbare brand. De rechtbank zetelde zonder onder breking „opter stedehuys", van een andere ruimte is geen sprake. Dit zou in geval van een brand toch wel het geval zijn geweest. Er is niet alleen gerepareerd, er is ook gemoderniseerd.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1970 | | pagina 8