192
leiding van de heer Hakkert) een daverend succes werd.
In de hoogtijperiode voor en na de oorlog zag Hannes
Visser vele bekenden op het toneel van Passage. Het gezel
schap van de Bonte Dinsdagavondtrein, De Ramblers en
Albert de Booy, Snip en Snap, Lou Bandy en Henriëtte
Davids. Orkesten tot honderd man speelden in de Passage
orkestbak.
Op de toekomst van het Passagetheater, in handen van
de gemeente Schiedam, heeft de heer Visser zijn eigen
visie. „We moeten met z'n allen het culturele leven dat we
in Schiedam eruit geschopt hebben weer terughalen naar
Schiedam. Maar dan moet het theater weer jofel en gezellig
gemaakt worden. De kleedkamers moeten worden verbe
terd, de zaal kleiner gemaakt".
Met een fraaiere entree en een nieuwe foyer ziet de
heer Visser wel degelijk perspectief in het theater en hij
vertrouwt erop dat dan én de gezelschappen, én de Schie
dammers het Passagetheater weer zullen weten te vinden.
„We moeten de loop er weer in weten te brengen", vindt
hij. „En niet te zware stukken brengen, de mensen komen
voor ontspanning en voor hun plezier en dan moeten ze
niet hoeven te prakkizeren „wat betekent het nou eigenlijk
allemaal". Dat er zeker in de beginjaren geld bij zal moe
ten staat voor de heer Visser vast. „Maar dat is toch geen
bezwaar. Kijk maar naar Rotterdam en Vlaardingen. Daar
moet ook geld bij, maar het kan. De gemeente hoeft er niet
aan te verdienen. En er is zo veel van te maken."
Als de heer Visser, die na het staken van de filmvoor
stellingen het toezicht op het leegstaande theater zal blijven
houden, gelijk heeft zou het Passagetheater weer kunnen
worden tot datgene wat burgemeester mr. J. W. Peek er
in 1958 (bij het 25-jarig bestaan van het theater) nog in
zag: „Een onmisbaar cultureel centrum waar de Schie
dammers trots op zijn".