57
den van de weduwe Van der Ham,
M aartje de Wolff.
In de smederij waren twee aam
beelden opgesteld. Twee blaasbalgen
zorgden voor het aanhouden van de
vuren. Verder was er een grote
weegschaal van 200 pond en een
kleinere weegschaal aanwezig. Bui
ten stond de slijpsteen in een stenen
bak. Omdat Hendrik even later de
smederij en de gereedschappen zou
overnemen, is het aardig deze op te
sommen. De inventaris na het overlij
den van Willem van der Ham opge
maakt, vermeldt achtereenvolgens: 2
staartschroeven, 1 speerhaak, 16 ha
mers, 23 smitstangen, 2 zethamers, 4
zet doorslagen, 74 koubeitels, 11
snij-ijzers, 14 vijlen. 36 doorslagen,
8-gaats schijven, 23 spijkergaten, 5
handschroefjes, 87 zowel ronde als
platte als vierkante stempels, 22
spieën, 13 drilboortjes, nog eens 15
ronde stempeltjes, nog 1 drilboor, 1
ijzeren omslag, 5 nijptangen, 3 veeg-
messen, 1 hoefhamer, 1 zaag en 1
snijmes. De smederij zal gezien het
feit dat er twee aambeelden en twee
blaasbalgen aanwezig waren aan on
geveer zes personen werk verschaft
hebben. Het werk bestond voorna
melijk uit grofsmidswerk zoals het
beslaan van paarden en het smeden
van banden rond karrewielen.
Omdat Willem van der Ham geen
zonen had die het bedrijf eventueel
konden continueren, verkocht de we
duwe de smederij. Op 11 september
werd deze verkocht aan Abram Ver
boom voor 1175 gulden, de gereed
schappen inbegrepen. Omdat het
woonhuis van de familie Van der
Ham langs achteren in verbinding
stond met de smederij in de Bree-
straat, werd in de verkoopakte de
bepaling opgenomen, dat de koper
verplicht was de deur en het ovaaltje
waarmee beide panden met elkaar wa
ren verbonden uit te breken en dicht
te metselen. Abram Verboom ging
de smederij niet zelf exploiteren,
maar verhuurde deze vanaf 13 sep
tember 1779 aan Hendrik Klerkx.
Hendrik, nu eigen baas, kreeg te
maken met de bepalingen van het
St. Eloy of smidsgilde. Een van de
bepalingen luidde als volgt: dat nie-
mant binnen deser stede van Schie
dam ofte vrijheit vandien ijsersmeden,
silversmeden, slotenmaeckers, messe-
maeckers, coperslagers, compasmaec-
kers, bouckmaeckers, tinnegieters ofte
egwerekers am bocht doen sal ten zij
dat de selve alvooren geworden zij
poorter der zeiver stede ende 't recht
van 't gilde voldaen hebbe. In ver
band hiermee werd op verzoek van
Hendrik hem het klein burgerrecht
verleend op 11 oktober 1779. Verder
bepaalde de gildebrief: „dat allen den
geenen die eenich der voers. am-
bachte binnen deser stede willen
doen zullen gehouden zijn, des ver-
maendt zijnde, van de hooffmans, te
ntaecken een meesters stuckswercks
ende te doen een prouve van al-
sulcken amlbacht en handtwerk als
hij plegende is". Door op 13 decem
ber van het zelfde jaar zijn proef als
grofsmid en slotenmaker af te leggen
voldeed Hendrik ook aan deze be
paling van Ihet St. Eloy-gilde. In de
gildebrief werd duidelijk onderscheid
gemaakt tussen een grof- of ijzersmid
en een slotenmaker. Voor beiden
moest een afzonderlijke proef worden
afgelegd. Voor grofsmid diende men
als bewijs van vakmanschap een
handhamer en een „schofspiker" te
maken. Dit laatste was een soort bei
tel. Met deze „schofspiker" diende
men dan nog een plaat ijzer te be
werken. De slotenmaker moest een
dubbel slot maken en een „cruijs
aenden reep' sonder braseren". Hier
onder verstond men een niet bewerk
te scharnier.. Kennelijk werd nog al
eens een keer slotenmakerswerk door
de grofsmid gedaan en omgekeerd,
want uitdrukkelijk werd bepaald dat
dit niet mocht geschieden, zonder de
proef daarvoor te hebben afgelegd.
Nadat alle beslommeringen rond
het overlijden van zijn baas en het
overnemen van de smederij achter de
rug waren, irad Hendrik op 1 okto
ber 1780 in het huwelijk met Wille-
mijntje Heesakkers, die eveneens uit
Veghel kwam. De huwelijksvoltrek
king had plaats in Nieuwland omdat
Willemijntje daar toen woonde.
De gelukkige omstandigheid deed
zich voor dat juist in die tijd een huis
te koop werd aangeboden in de Bree-
straat naast de smederij. Op 25 no
vember 1780 kocht Hendrik de
woning van Gerrit van Putten voor
de som van 833 gulden en 5 stuivers.
Twee jaar later kreeg Hendrik de
gelegenheid de smederij van Abram
Verboom te kopen. Voor 300 gulden
werd de smederij met het bijbehoren
de gereedschap zijn eigendom. Om
dat het pand oorspronkelijk uit twee
huizen bestond en Hendrik alleen het
deel overneemt waarin de smederij
was gevestigd, werd in de verkoop
akte uitdrukkelijk bepaald dat de zij
muur aan de zuidzijde van de sme
derij moest worden dichtgemetseld.
Waarom Hendrik het jaar daarop bij
Arent van de Berg een lening afsloot
van 2500 gulden is niet geheel dui
delijk. Mogelijk hield het verband met
de ingrijpende verbouwingen die om
streeks die tijd in de Breestraat plaats
vonden. De smederij werd verplaatst
naar de woning waar Hendrik in
woonde (thans Breedstraat 33). Hen-