EEN IjZEREN KISÏ c</zysï.-< /-'\X *UZ':"C, Xr/X^ rX X,-. S....Y/. 58 C i. Jrr/< /jrt. y m '-• 'So* y -» f y "p f /rA*ra„ /vy. v. 4& f// Sr f r^'st'ST -. <-) y '/r fs-tmvv> v y/ S/t*yfr Xf C O AV/v^., (y/fllu /y/j'- y 7 A s- j,r* a -- a.y *-yA-vn. y^ ./O C^) y(<£&S'Aft w-MUmK drik ging met zijn vrouw achter de smederij wonen. De oude smederij werd verbouwd tot een woonhuis, dat Hendrik voortaan verhuurde. De vele vermeldingen van Hendrik Klerkx als schuldeiser in boedelinven tarissen doen vermoeden dat Hendrik een druk beklante smederij had. Wat in de smederij zoal omging is moeilijk te achterhalen. De gereedschappen die Hendrik bij de koop van de sme derij overnam, werden in de loop van de tijd aangevuld met 12 handha mers, 5 snij-ijzers, 2 wringijzers en een smidswagentje (zgn. rijdend vuur), hetgeen er op wijst dat er naast grofsmeedwerk ook fijnere smeed ijzeren voorwerpen werden vervaar digd. Zo was notaris Isaac Penning aan Hendrik 25 gulden schuldig voor een geleverd ijzeren raam en de be kende brander Cornelis Nolet 24 gulden voor een ijzeren kist. De voorspoed die Hendrik in de smederij kende gold niet voor zijn huisgezin. Van de vier kinderen die zijn vrouw Willemijntje Heesakkers hem schonk, zou tenslotte alleen zijn zoon Hendrik hem overleven. Wille mijntje overleed in 1788. Bij nota riële akte van 10 november 1788 benoemde Hendrik Klerkx Barthole- meus Inkeveld, mr. schoenmaker en Jan Dilwart, mr. steenhouwer, tot voogden over zijn twee kinderen. Verder werd bepaald dat bij meer derjarigheid de kinderen uit de erfe nis van hun moeder ieder 200 gulden zouden ontvangen. Hendrik ging na het overlijden van zijn vrouw op zoek naar een nieuwe levensgezellin. Weer viel zijn keuze niet op een Schiedamse schone, maar op een Veghelse, waarmee hij dui delijk aantoonde zijn geboortedorp niet vergeten te zijn. In mei 1789 trouwde Hendrik te Veghel met Hen- drina van der Linden. Terug in Schiedam nam het leven van alle dag weer zijn gewone loop. Bij zijn tweede vrouw had hij even eens vier kinderen, waarvan er ook maar een in leven bleef. De smederij liep inmiddels uitstekend. Hendrik zag kans voor zijn zoon Hendrik ju nior in plaats van de beloofde 200 gulden als moederlijk erfdeel 1000 gulden te reserveren. Als geldbeleg ging kocht hij een huisje in het Broersveld. Zijn vrouw verraste hij, getuige de inventaris van de aanwe zige goederen na zijn overlijden op gemaakt, regelmatig met sieraden als gouden kettingen, ringetjes en oor bellen. Na een periode van ziekte overleed Hendrik Klerkx op 27 juni 1798. Voor afgelegde visites vroeg doctor P. Brillenburg 43 gulden, de apotheker voor geleverde medicijnen 3 gulden en 12 stuivers. De verleende geestelijke bijstand van pastoor C. van Lugtigheid werd gehonoreerd met 39 gulden. Enige weken na het overlijden van Hendrik werd de inventaris opge maakt van zijn bezittingen. Aan con tant geld bleek 420 gulden en 12 stuivers aanwezig te zijn, terwijl Hendrik drie huizen in de Breestraat (thans Breedstraat 33, 35 en 37b) en een huisje in het Broersveld bezat. De inventaris gaat verder met het opsommen van de inschulden, de gouden en zilveren sieraden, het ge reedschap in de smidse, de kleren en het meubilair. Vooral de uitvoerige beschrijving van het meubilair geeft een goede indruk van de aankleding en indeling van het woonhuis van Hendrik Klerkx. Belangrijk in het kader van dit artikeltje is de ver melding van een ijzeren geldkist, die in de bovenkamer stond. In de uit voerige inventaris wordt maar een keer gesproken over een ijzeren geld kist, zodat het heel waarschijnlijk is dat dit hetzelfde kistje is als welk zich thans in het Openluchtmuseum bevindt. Het kistje heeft in dat geval dienst gedaan als geldkist wat gezien zijn afmetingen goed kan. Hendrina besloot al spoedig na het overlijden van haar man naar Veghel terug te keren. Alvorens zij vertrok, benoemde zij op 18 september 1798 Bartholemeus Inkeveld en Jan Dil wart tot zaakgelastigden. Achtereen volgens werden de huizen verkocht. Het langst nog bleef de smederij in bezit. Nadat Jan Schouten deze sme derij zo'n twintig jaar had gehuurd, werd deze op 27 feb. 1818 voor 1000 gulden aan hem verkocht. Met Hen drina ging haar zoon Pieter mee naar Veghel. Hendrik Klerkx junior ver trok pas in 1808. Hij vestigde zich als mr. kuiper in Dinter, een gehucht ten noorden van Veghel. Onder de persoonlijke bezittingen van Hendrina van der Linden zal on getwijfeld zich het ijzeren kistje heb ben bevonden. De omzwervingen die het kistje gemaakt moet hebben al vorens het in het Openluchtmuseum terecht gekomen is, zijn niet meer te achterhalen. Het is wellicht spijtig dat het niet voor Schiedam behouden is gebleven.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1971 | | pagina 14