107 medici beoordeeld werden, lezen we o.a. bij de beroemde Dordtse genees heer Johan van Beverwijk omstreeks 1660 „Niemand zal een kleed laten ma ken als van een snijder die een goed meester is, maar zijn lichaam ver trouwt hij toe aan ieder die maar zegt dat hij goed raad weet." (Er is nog steeds niets nieuws onder de zon.) Ondanks de vele keuren en ordon- nantieën ter bescherming van de bur gers was er vrijwel geen toezicht op de bevoegdheid van hen die de ge neeskunst uitoefenden. Ging czaar Peter niet iedere dag Tetjeroen de be roemde kwakzalver op de Botermarkt te Amsterdam bezoeken? Dat het velen van hen geen windeieren legde, kan men lezen in het Diarium van Van Bucheli: dat de reizende meester Vaientinus stil ging leven van het vermogen dat hij op de kermissen vergaarde. Zelfs in 1787 werd het verzoek van het Collegium Medicum kwakzalvers te weren van de jaar markten afgewezen. Op de jaarmark ten was de beoefening vrij. Een aanvrage van Rot Ermel op de Rotterdamse kermis medicijnen te verkopen werd door B. W. wel toe gestaan, echter volgend jaar in over leg met doktoren en chirurgijns ter stede. Een occulist-breukmeester mocht in 1788 practizeren tijdens de kermisweek, mits hij zich onthield van operatieën. Laten wij nog kris kras wandelen door de tijd en hier en daar vertoeven zoals de Stadhouderlijke familie die ieder jaar ter kermisse ging. Zo liet Prins Maurits Leeghwater de molen maker van de Rijp optreden met zijn duikerklok voor hij zich met de in polderingen bezighield. Hij beschrijft zijn experiment in de kleine Chro- nycke van 1606 So is dat also geschiedt, dat ick de peeren onder water half opgegeten heb, en vertoonde de Heeren onder het voick, doen ick op het landt quam ende op het selve pampyr schreef ick mede so veel: „dit heb ick voor Am- stelredam in de Wetering onder water geschreven". Ende op de schalmey speelde ick mede onder water op den grondt, dat het voick die op het Landt stonden boven water gemakkelyck hooren ende verstaen konden. Anthonie van Leeuwenhoeck stond op de kermis met geslepen glazen voordat hij er zelf door ging kijken. De zoetelaarstent, de voorloper van het café-chantant, schonk jenever met suiker en bier. Men zat er op lange houten banken of stond er bij. Pas vee! later trok men zich terug in cafés en sociëteiten, die zelf kermis attracties organiseerden, zoals vuur vreters, gewichtsheffers, koorddan sers en een militaire kapel. De matinee in de Sociëteit de Har monie stond bekend als de aalbessen- hos, na de bessenjenever een groot vuurwerk. Ongetrouwde vrouwen huurden voor die dagen een kermisvrijer, ter wij! het gemaskerd bal zoveel oude vrijsters toeliet, als elk manlijk lid snee wilde nemen. De stad staat vol kramen. Op de Grote markt in Rotterdam de goud en zilverkramen, waar men pillegif- ten, gcboortelepels en penningen kon kopen; op de Nieuwmarkt koper en tin, schoenen en muilen. Op de Vlas- markt porselein. Op de Kaasmarkt hoeden. Op het West-Nieuweland stoffen en boeken, waar almanakken, reisverhalen en pamfletten verkocht werden. Op de Noord-Blaak ijzer werk, messen en scharen. Op de Zuid- Blaak stoelen en tafels. Broedertjes- (coffertjes)- en wafelkramen waren verspreid door de gehele stad. Koek kramen speelden een grote rol bij de kermisvrijage op het platteland. Werd de kermiskoek door de uitverkoren kermisdame mee naar huis genomen, dan maakte de vrijer een goede kans. Werd hem op het zondagmiddag- bezoek een plak van die koek aange boden, dan was de verloving in zicht. Schilderijkramen verkochten veel. Buffa, de bekende Amsterdamse kunsthandel, is begonnen op de kermis. Na de inkopen vermaakte men zich met mechanische taferelen (de arke Noachs, de verloren zoon, of het per- spectiefspel, waar men vreemde ste den, veldtochten en zeeslagen kon zien en tegen dubbel tarief (10 stui ver) uitheemse vrouwen. Liedjeszangers gaan rond met hun zangbord. Hansworsten met doedel zak en trompet ziet men op elke hoek van de straat. Richardson, de Brit, die op een houtskoolvuurtje lood smolt en dit op zijn tong liet druppelen, trok honder den toeschouwers, en overal in de lit teratuur komt men de waterspuger tegen, een Italiaan, die 3 emmers water dronk, daarna zijn wambuis open deed en 3 stralen melk, wijn en hier uit zijn mond liet stromen, waar van men tegen betaling kon drinken. Ook varieerde hij zijn truc met reuk wateren voor de dames. Mazarin bedreigde hem met het brandijzer om hem zijn geheim te ont futselen. Llit die tijd stamt ook Jan Klaas- sen, de afgezwaaide trompetter vaii Willem III, die zijn huiselijke kiek kast in het openbaar vertoonde. Jan Bicker noteert in 1765: Dit jaar een extra vrolijke kermis. Burgemeesteren hadden alle spullen geadmitteerd, zodat het van kunste naars en liefhebberijen had gekrield. Er waren ook Franse en Engelse pi keurs, die wonderen deden met paar den. Op de botermarkt was een kerel te zien, die dagelijks een grote kwan titeit kiezelstenen vreet, zodat dezelve als in een grote zak in zijn buik ram melen. Dat de kwaliteit van de koop waar verminderde, lezen we bij Pilati: Lettres sur la Hollande 1790. De toverlantaarns en werktuigen zijn slecht. De zogenaamde Engelse ijzer waren komen uit Duitsland. Zakdoe ken uit Ziirich en Augsburg worden verkocht als van de kust van Coro- mandel. De boeken en prenten zijn prullen. De reukwateren en pomma des brengen ziektes over. De kermis van Leiden, Amsterdam en Rotter dam brengt weinig vermaak. Een mens van smaak zal er weinig van zijn gading vinden. Dit is een aan fluiting voor de befaamde Hollandse Koophandel. De kramers zijn echter voornamelijk Brabanders, Duitsers en Italianen. Toch bericht het Haags Dagblad uit 1845: „Nadat Zijne Ma jesteit de Koning en de prinsessen omstreeks 3 uur de kermis hadden bezocht, was er ten hove een déjeuner met bal. De prijzen bestonden uit schilderijen en voorwerpen door Z.M. op de kermis aangekocht." Toch was het toen met de echte oude, Nederlandse kermis al bijna af gelopen. Al in het begin van de twee de helft van de vorige eeuw verloopt de kermis tot een pretmakerij van lager allooi, waarin alleen het gok- element, de vrijage nog zijn draai heeft. Alleen de kwaliteit der poffer tjes heeft nog niet veel geleden.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1971 | | pagina 11