105
schonk of poot, terwijl als toespijs
grauwe erwten niet rozijnen gewoonte
zijn.
Van drinken kwam vechten; bekke-
snijden is aan de orde van de dag.
Soms hangt er een mes uit, buiten de
deur van de herberg, als uitdaging
voor een ieder die het op wil nemen
tegen de messenvechter van het dorp.
Geliefkoosde volksspelen zijn het
ganstrekken en katknuppelen. Zware
weddenschappen worden afgesloten
tijdens de honden- en hanengevech
ten. Nog wreder zijn de gevechten
van honden met stieren, waar wij al
leen de naam bullebijter van hebben
overgehouden. In het door Kernkamp
bewerkte journaal van Bengt Ferner
beschrijft deze nog het katknuppelen
in het dorp Schoten waar hij in 1759
verbleef. Er werd gedanst op muziek
van de doedelzak of van de liereman
(een soort handdraaiorgel). Men ver
gaapte zich aan dansende beren en
apen.
Ook in de zestiende en zeventiende
eeuw is het optrekken der schutterij
het hoogtepunt van de kermis. Tante
Loten schrijft aan Johan de Witt of
hij geen zin heeft de beroemde Leidse
Kermis mee te vieren. „Dan trekt
hier de schutterij op, alsmede ook de
beroemde boer van Lekkerkerk, de
grootste man van Holland, 2 111 95
hoog".
De mensenklasse, wier bestaan een
reizen en trekken was, zwervend van
kermis naar weekmarkt, bestond uit:
marskramers, kermisklanten, speel
lieden, ambachtslieden, medische en
theologische studenten, en kwakzal
vers.
Beroepshalve wilde ik bij deze laat
ste groep iets uitvoeriger stilstaan.
Het woord kwakzalver had nog niet
die ongunstige betekenis die wij er nu
aan toekennen. Hij is slechts iemand
die met uitwendige middelen (lap of
kwak) meent te kunnen genezen. In
bet midden van de 19e eeuw wordt de
plattelands heelmeester nog „kwak"
genoemd. Het onbevoegde kermis
achtige van hun geneeswijze appel
leerde volkomen het volksgeloof. De
medische voorzieningen in de kleinere
steden en ten plattelande waren on
voorstelbaar slecht. Men was geheel
aangewezen op een wijze vrouw die
wat van kruiden wist of de rondtrek
kende kwakzalver die raad en zalf
verkocht. En dezen bedienden zich
vaak van soortgelijke middelen als die
van de erkende medische wetenschap
uit die dagen. Winstbejag stond na
tuurlijk op de voorgrond. Enklaar
citeert: „Hebben zij dan pijn oft
Gedrukt by it Erv< U fVtiuvst y ACO li US von EG MO N T: Op ie
Brd-Straalte slmfleriam.
hoofdzweer, rommeling in de buvk
oft ander zeer, van zulken ziekten
zult gij se remedieeren ende zult dan
enige medicijnen verderen". De rei
zende kwakzalvers, breukmeesters,
steensnijders, verstonden evenzeer de
kunst als de reizende geselle van den
spele of de rederijkers. Wij lezen bij
Petrus Baadt: „Het orgel in Den
Bosch, de klokken in de Keulse Dom,
de donder in de Locht klingt nergens
na soeweidt als het eyselijk gebrom
van deze gauwdiefs langs de straten
doet". Met hoogdravende snorkende
kreten en redevoeringen prezen zij
zichzelf aan of lieten dit doen door
narren en speellieden. Ze smeten
kwistig met titels en bullen. Zij poch
ten op de vele reizen en genezingen
die zij bewerkstelligd hadden.
Michiel de Blanuc, occulist en ope
rateur, eerste breukmeester der heer
lijkheid Kallandsoog, maakt bekend
om zijn komst te avanceren, die vier
delen van de wereld heeft doorreisd
en uit dezelven diverse geheimen
heeft medegebracht die nooit hier-
landwaarts zijn bekend geweest.
Johannes Diederich de Eiehenberg,
de Rooms-Keizerlijke ende Hongarie
en Bohemen Koninklijke Majesteit,
alsook van enz. enz. ook van de fa
culteit te Wenen ge-examineerd, wel
geapprobeerde occulist, steen- en
breuksnijder, die zonder roem te spre
ken zijn edele kunst en wetenschap
38 jaren lang aan zeer hoge en lage
Staatspersonen met goed succes ge-
praetizeerd heeft, dan hetzelve te
verbergen ware onchristelijk. Daarom
wordt de gunstige lezer de eigenschap
pen van enige ziekten die hij cureert
hieronder gesteld.
Zij genazen: rodigheid, vurigheid,
vlies, zucht, en karakters der ogen,
vallende ziekte, en de Venusziekte.
Uit het onvervalsd water, dat na
middernacht gemaakt is, kon hij de