69 Ik. Op dezelfde gronden, waarop sommige Dichters in verzen alle prosodie en caesuur met voeten trappen en in proza, als recensenten, vel quasi, achtenswaar dige lieden beleedigen wier schaduw zij onwaardig zijn. Mijk Neef. De ooren klapperende. Wél Oom! Ik Wél Neef! JI/j.v Neef, Dat is een steek onder water. Ik. 't Kan zijn: wien de schoen pasttrckke hem aan. Mijk Neef. Ik draag altijd laarzen oom! Ik. Des te beter voor u. Scheldt men u voortaan voor een ezeldan hebt gij slechts te antwoorden pardon ik ben een gelaarsde kater. Ik.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1838 | | pagina 105