73
Maar 't wordt thans tijd, mijn Alfred 1 dat
Ge uw gade kennen leert.
Ach.1 smartlijk is uw lot, daar ze al,
Wat schoonheid heetontbeert.
Daar kwam de bruid. Een sluijer borg
Haar voor des Prinsen blik.
Maar plotsling zonk hij siddrend neer
Bedwelmd door angst en schrik.
Gena! dus bad hij hoor me Vorst
Wijl 'k, vrij nog, voor u sta.
Maar, waar' zij schoon als Lente zelf,
Uw telg wordt nooit mijn ga.
Des konings oog schoot vlammen uit,
En dondrend klonk zijn toon
Dan zij verraderpijn en dood
Uw welverdiende loon.
Ik vreesde nooit voor pijn, mijn vorst!
Ik beefde nooit voor 't graf.
Maar 'k vrees het breken van mijn woord
En mijn 's gewetens straf.