Weèr praalt Aurore in hoogtijdsdosch
En meldt ons dat de dagkaros
Hervoort rolt uit de blaauwe baren,
Terwijl de bonte zangrenstoet
Op nieuw heur blijde ontwaking groet
In 't loverdak der Jindeblaaren.
Weer fladdert door de groene blaan
De dartle Zefier af en aan,
En kust de zilvren pareldroppen
Waarmee de zoele zomernacht
net dorstig lover heeft bevracht
Van woudpriëel cn bloesemknoppen.
Weêr walmt van 't schittrend veldtapect,
Met roos en anjelier bekleed
l)e zachte balsemgeur in 't ronde;
Weêr vliegt het mondend bietjen uit
Naar boekweitveld en bloem en kruid
In de overschoone morgenstonde.
Maar, schoon het zangrig pluimgediert'
't Ontwaken van den morgen viert