roon Wie snoert dat flikkrend goud om 't hoofd der stervelingen En perst de slapen zaam in schittrend diamant? De kroon omkrunkeltmet haar rijk doorvlochle kringen Den haarlok blond of grijs het beeld der eer of schand De kroon zij tooit het kind des stofs. Een gloed straalt Van 't rijk versierde hoofd op ieder burger afneder 't Is lentezonnegloed bij vruchtbaar zomerweder Of !s Hemels wraak en straf Ziet gij Monarch hoe 't volk met wijdgeopende oogeu Uw kostbaar schedelsnoer met heiige geestdiift groet? Gij voelt u 't harthet menschlijk hartbewogen. Welaanuw dankbaar volk aan 't gloeijend hart gevlogen Maar wat weerhoudt op eens. uw voet Gij kunt niet f arme VorstDe kroon brandt om de slapen Het edel diamant wordt prangend drukkend lood. Gij beeft, dat eens die kroon de liefde uws volk ontwapen' Zij zijn te klein en Gij te groot!

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1838 | | pagina 141