102 Gij kunt nietarme VorstEene opgesparde klove Dringt dreigend u terug. Gij kunt geen burger zijn 0 dat geen aardsch geweld u dat besef on trove Ik zie het, arme Vorst! Uw vreugde is niets dan schijn. Men treedt beschroomd terug voor hem die op zijn schedel Den centnaarzwaren lastvoor 't oog van iedertorscht Voor hem buigtwaar hij komt, zich edel en onedel En heete smart woelt in zijn borst Wrocht dan de hand van God hem in geene aardsche vormen Is hij niet leem en stof een prooi van lust en leed Eens in zijn marmren graf het voedsel voorde wormen Een wezen zoo als gij dat zonde kende en deed Blaakt niet datzelfde vuur dat ons verteertvan binnen Buigt hij niet voor de stem der losgebroken drift Moet hij nietzoo als wij begeeren haten minnen Is op zijn voorhoofd nietdit woord cenmcnsch gegrift En toch Ilij treedt terug langs hooggewelfde trappen Den steilen zetel op waar eens zijn voorzaat stond Vermag zijn hand den koningstitel door te schrappen Verbreekt hij ongestraft, 't bezworen trouwverbond?

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1838 | | pagina 142