103
Vruchtloos rukt hij met zijn krampgebogen vingren
Den looden Diadeem die hem beknelde los.
Zij blijft haar kwetsend goud om d'armen schedel slingren.
Ach waar' dat stevig goud voor u Monarch te bros
Waar vindt gij 't zoet genot van welbeproefde vrinden
Als gulle scherts en boert aan 't leven leven gaf?
Waar zult gij 't stil verkeer, de vreugd der trouwen, vinden?
De kroon, de kroon wijst alles af
Vergeten burgers die gelukkig in uw kleinen hemel
Der wereld onbekend uw handenwerk verrigt
Wat deert u slaats-orkaan of nietig hofgewemel
De stille vreugd speelt u op 't lagchend aangezigt!
Vergeten burgers aan de zij van gade en kroost gezeten
Hoe bloeit uw levensbloem zoo ongclijkbaar schoon
Wilt gij uw heil met dat van hem uw' heerscher meten
Onzinnigen begeert geen kroon
beklaagt, bejammert hem tot zulk een werk gedrongen
Maar schraagt den broeder, die een' troon besteeg;
Gij hebt hem zelf, o volk die kroon om 't hoofd gewrongen
Zijn vrcugdekelkis ach! zoo leeg!