Ill
komst bezig, tot dat eindelijk de liefelijke
slaap die ons tot een' kostbaren balsem tegen
bet leed der wereld geschonken is, mij met
fluweelen banden omstrikte, en ik alle hinder
palen van mijn geluk in weinige oogenblikken
wegdroomde.
DE ROZENSTRUIK.
Des anderen daags, toen ik gereed stond om
te vertrekkenbood eene oude verarmde vrouw,
wier getaand gelaat eene Zigeuner-koningin
tot eer zou verstrekt hebben, mij èenen kun
stig vervaardigden rozenstruik te koop. Natuur
lijk, dat mijne Fantazij terstond in liet spel
kwam, en ik bier eenig voorteeken meende te
bespeuren. Nog altijd bleef de verdorde band met
de sierlijke bloem naar mij uitgestrekt, nog al
tijd schudde ik bet hoofd; eindelijk nam ik
bet kunststuk en borg het in mijn' mantelzak,
liet was mij, ik wist niet waarom, als oi' ik
eens regt verstandig en goed gehandeld bad
en op vluggen draf spoedde mijn wakkere klep
per langs velden en bosschen, tot dat gemeen-