113
ding verlangde? Was dit mijne Amelia? Maar
hoe kon die haren voogd met zijne Argusoogen
en dienstvaardige Satelliten ontvlugt zijn ol'
zou zij hein openlijk verlaten hebben Al deze
vragen en honderd andere nog, deed ik mij
zelvcn, en beantwoorde die nu zóó, da» weder
anders. Eindelijk deed ik mijzelven geweld
aan, om dit voorval als iets louter toevalligs (e
beschouwen. Misschien, dacht ik, is het een
afgescheurd stukje van een manuscript van een
of anderen Romanschrijver, die ongelukkig uit
de mode geraakt is, of er nooit in geweest is,
zoodat de boekverkooper de vruchten van zijnen
geest niet wilde aannementen minste niet
tegen betaling van honorarium. Zoo kan de
Auteur zijn pathetisch verhaal zelf in Pathos
verscheurd hebben, en zoo kan het in handen
eener bloemenmaakster gekomen zijn, en zoo kan
die het stukje, dat mij in handen kwam, tot
meerdere stevigheid in den steel gestoken heb
ben. Doch waarom moest juist van al die duizen-
de vrouwennamen Amelia op het papier staan?
Welaan! dus sprak ik vertoeven wij hier tot