125 Hij leefthoe fel de winden loeijen Hoe teugelloos de waatren groeijen Hij blijft de steun en vriend der reddinglooze deugd Hij schept uit dubbel wee verdubbeld heil en vreugd. En gij de prooi van wind en golven llust zacht in puin of meir bedolven Winschoten, 1837, P. J. V. DüSSlAU.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1838 | | pagina 165