127
Huizen hoornen bloemen vruchten
Al van lood of hout,
Stremden veelal klagt en zuchten
Had het oog ze aanschouwd.
Schoon wij 't rui een schijngoed noemen
't Was der jeugd een schat.
Zegt me of alwaarop wij roemen
Thans meer heil bevat?
Goud en schatten titelsrangen
Staatsiepracht-kleedij
Lof en lauwren dat verlangen
Daarnaar streven wij.
Vindt gij eens den weg ontsloten
Tot dat hooge doel
Straks mijne arme speelgenooten
Dringt ge u in 't gewoel.
Voerde 't speelgoed, lang verleden,
Al uw hoop ten top
Gy verwerpt liet welmaar heden
Raapt ge een ander op.
Javoor onze scheemrende oogen
Schijnt het schoonstwat blinkt
De ooren houdt men opgetogen
Als het zilver klinkt.