136
In 't koor van deugd en wijsheid troont,
feest en blijden hoogtijd woont
En tot aan 't verst verwijderd strand
J)aar waar men treedt door 't gloeijend zand
Of 't ijs van Zembla's kust aanschouwt,
Ilaar' Godgewijdcn tempel bouwt.
Dat heildie onwaardeerbre schat
Is rein gesmaakt in de Amstelstad.
Wat mij ook streelen mogt voorheen
Geen vrucht die mij zoo geurig scheen
Als die in Amstels schoonen liof
Mij beidde en alles overtrof.
Mijn oog was aan de rij geboeid
Die y uit elk oord te zaam gevloeid
Van Rijnstroom Maas of Frizo's meer
Als tolk van Nieuwenüiiyzen's eer
Ten tempelzaal was ingetreèn y
Vol zucht voor 't heil van 't Algemeen
Bestuurd door één en 't zelfde doel
En warm bezield door één gevoel.
De Godsdienst lichtte als fakkel voor,
Ten zeekren gids op 't duister spoor.
Endoor dien heldren glans verlicht
Vq.rdween de nevel voor 't gezigt 7