138
En elke toast der Maatschappij
Weerklonk niet geestdrift aan het IJ.
Versierd met de ongerepte kroon
Zat hier gezolligheid ten troon
En opgeruimd en wel te moe
Bragt ze elk de liand der vriendschap toe
Enstrevend op diezelfde haan
Nam elk die hand met geestdrift aan.
Ook zag ik Neêrlands dichtrenschaar
In Zeeuw en Fries en Anistelaar
En wie er verder in ons land
De gouden citersnaren spant
En blakend van een reinen gloed
Zyn tooverklanken hooren doetm
Of kunstig werkt met rijm-vernis
Bij Ooster-dichtvuur -spranks gemis.
Heb dank gij die met waardigheid
En gloeijende welsprekendheid
Op nieuw een zuil u hebt gesticht
O Warnsinck! van ondoofbaar licht!
De Godheid, liefdevol en wijs,
Behoede uw kruin reeds zilvergrijs
En doe uit goedheid zonder peil
H lang nog gaan op 't pad van heil!