139
Gij allen mannen! die, aan 't IJ
Den Woei verhoogt der Maatschappij
En van uw grootsche taak bewust
Rooit van uw eedlen arbeid rust
Maar onvcrwrikt en steeds vernoegd
Het breed en open veld beploegt;
Hen killen grond door warmte ontdooit
En 't zaad in vruchtbre voren strooit.
Gij allen één van doel en zin
Ontgloeid voor deugd en menschenmin
Gij allendie de pijlers stut
Des tempels tot Maatschaplijk Rut!
Gij allen die met mij aan 't feest
In vriendschap zamen zijt geweest!
Reemt aan den dankdie mij ontgloeit
En rein mij van de lippen vloeit.
Sthoonlioyen1837.
J. F. Bosdijk.