164 hen geteld, op stapels gestelden gekeerd aan alle kanten zij sparen voor neefjes en nichtjes, en zijn niet verzadigd, voordat zij den mond vol aarde hebben, en dan zegt ons hun graf steen Hier rust een vrek Bezitler van drie tonnen gouds. Hij stierf van gebrek. De uitersten raken elkander; want anderen onder U, Toehoorders! jubelen: «Zoo loopen de gootjes, als het regent; regende het goud, ieder zou eene tobbe uit zetten maar 't geld is alle mans vriend niet. Zij zeggen wel: zalig zijn de bezitters, maar bedenken niet, dat, waar afgaat en niet bijkomt, min dert, zij zetten hun fortuin op het spel, of lap pen alles door de keel; eens weelde, is altijd geen armoede die winnen wilmoet bijzet ten een stuivertje kan raar rollenhet komt bij hen op geen turfje aan, daar zij wanen in het veen te zittenin dat geloof gooijen zij goed geld naar kwaad geldof werpen het in 't water; nu, een zot en zijn geld zijn haast

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1838 | | pagina 204