167
dc boter kost; de mannen loopen ver van huis,
en bedenken niet, dat ver van huis digtst bij
zijn schade is; zij teeren als Gravenkinderen,
dat is: lioe kaalder hoe roijaalder, tot dat het
bij hen diepe zakken en geen geld wordt.
Is er niet meer, daar de schoorsteen van rooken
kanen vallen de muizen dood voor de etens
kas, dan verwijt de man zijne vrouw, dat zij
een gat in de hand heeft, en dat het geld haar
door de vingers druipt, zij hem, dat hij een
doorslag is, en tot de natte gemeente behoort
en alles versnoert wat los en vast is; maar de
pot verwijt hier den ketel, dat hij zwart ziet;
beider zakken zijn van duivelsch leêr, zij
houden geen kruis, en dan is het, berooide
beurs, berooide zinnen.
En wat is nu der zulken voorland?Geef
tijd, zei de koekenbakker en hij ging bankroet
zoo ook bij hendie lang vooraf lieten bemer
ken, dat het bij hen vette keuken en mager erf
was, tot dat schraalhans eindelijk keukenmees
ter werd, en men apringen moest, of men wilde of
niet; komt boontje om zijn loontje, dan wordt