169
niet uit, voor zij naar bed gaan; maar bij de
laatstee verwacht, men te vergeefs de schapen
om de keutels, zij hebben zeiven hun ditjes en
hun datjes Venus en llacchus zijn voor hen
twee rare guiten, beide maken het hoofd op
hol, en plunderen de duiten, maar behalve
dit, die geld bezit, heeft altijd vele vrienden
en vriendinnen, en zijn nu de varkens veel, dan
valt de spoeling dun en meestal rest er zoo
veel niet, om onder de kluiten te geraken
laat staan, dat men zich de vingers blaauw zal
tellen.
Eindelijk, Toehoorders! hoevelen zijn er niet
onder U, die de rekening niet goed gemaakt,
hebben en niet op hun tellen pasten Hoe
velen zijn er niet die de tering niet naar de
nering zetten, of verzuimden de bakens te ver
zetten, als het tij verliep, en een reefje in te
binden, als er een storm opstak Hoevelen ge
raakten daardoor niet aan den bedelzak
Daar zijn er onder ons zoo hard als Erasmus;
wij kennen ze, zoo rijk aan geld aks een kik-
vorscli aan veéren wij kennen ze, wier ledige
15