En toch
'k Was onvoldaan, en hen lietmeisje! nog.
'k Verliet met smart uw zijde
Ik zag uw lijden.
De nacht
De lieve maan der sterren stille pracht,
Vermeerderden mijn kommer
'k Verborg me in 't lommer.
Met drift
Ontboeide ik mij en greep het Goden-stift
En zong deze afscheidsgroeten,
Voor 't laatst ontmoeten!
'k Erken
Dat ik aan U dit toontje schuldig ben
Voor zaamgesleten uurtjes
Eu minnekuurtjes.
Maar ach
Dat vaak mijn oog uw' diepen weemoed zag.
Geloof, mijn minnend harte
Deelde in uw smarte.