16
een vergrijp tegen de eenheid, waarvoor jeugdige
schrijvers niet genoeg kunnen gewaarschuwd
worden. Het is eene linksche navolging van
lïoëTHiüs, welke zijn geschriftde Consolatione
I'hilosophiaegedeeltelijk in poëzij, gedeelte
lijk in proza geschreven heeft. BoëTiuus kan het
vergeven wordendat hijopgesloten in een huis
van correctie, poëzij schreef, terwijl zijne fleseh
vol, en prozawanneer die leeg was; maar zulk
eene verontschuldiging kan door do schrijvers
van dezen Almanakalthans niet naar waarheid
aangevoerd wordenanders zou Recensent eer
biedig zwijgen. Hij geeft gaarne toe, dat men
in eene koopstad niet zulke fijne vruchten van
genie en goeden smaak zoeken moet, als inde
steden groeijenwaar de kunsten en weten
schappen meer uitsluitend aangekweekt worden;
maar ook deze verontschuldiging is van meer
nabij beschouwd niets waardig, daar geen ge
weld van hemel of aarde, hongersnood niet
uitgezonderdiemand de wet oplegt van Al
manakken te schrijven. Recensent weet zeer
wel, dat honger een scherp zwaard is, en als