24 Val aan mijn' boezem, Nimf! mogt ik een kus u geven! Een kus is, ja! wel stof, maar 't is de lust van 't leven. Den kransliefste Amartll' reeds lang voor u bewaard Scheur ik aan flarden ach waartoe dien krans gespaard Van riekend kruid en mirt en donk're riddersporen O mij Wat lijd ik bitt're smartWilt gij niet hooien Wat let mij dat ik nu maar in de golven spring Waar visscher Olpis straks in 't want de snoeken ving; Stierf ik een harden dood, 't zou u een wellust wezen! Ook onlangs deed daarvoor het wonderkruid mij vreezen Toen 't niet snel kronk'lend sprongmaar wegdorde op mijn Ook zeide de oude heks die als men 't koren want(hand Daarin de toekomst leestdat ik met heel mijn harte U aanhang maar dat gij geen acht slaat op mijn smarte. Ik heb voor u nog wel die mooije witte geit Waarom Erfthakis die zwartoogMermjnoivs meid Mij vraagt; en z' is voor haar, daar gij mij 't hart wilt breken? Daar springt mijnregter oog!*) Zou 'k haar gaan zien en spre- 'k Zing dan een lied, gehukt ginds bij dien den in 't land. (keu. Misschien ziet zij mij aan, ze is niet van diamant. IlrppoMF.vEs toen hij op 's meisjes min dorst hopen Nam d'applen in de hand en zette zich aan 't loopen En zij zoodra haar blik slechts op den jong'ling viel Was op dien eigen stond verliefd met hart en ziel. Een goed voorteelten. De zin is; daar heb ik een' gelukkigen inval.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1838 | | pagina 58