27
Waardoor gij 't vaartuig steeds be vlerk t
En 't spoor in 't bruischend water merkt;
En de onafzienb're waterbaan
Den schier ontemb'ren Oceaan
Ofschoon hij bruischt en schuimt en ziedt,
Zoo stout als kunstig, 't hoofd nog biedt.
Ja, dus trotseert gij even stout
D' onstuimen wind en 't zwalpend zout
En voert waar ze 11 ten dienste staan
Een rijke bron van welvaart aan
l)ie van het overzeesche strand
Den grond besproeit van 't Vaderland.
Zoo weten wij 't in citherklank
Aan u o noeste Zeevaartdank
Dat graangewas ons dag aan dag
De voorraadschuren vullen mag.
De kunstdoor zulk een schat verrukt
Schept uit dat graan een nieuw produkt,
Een geestrijk vocht, een medicijn,
Dat óók het land tot nut kon zijn,
Wijl 't vlammcnkweekend Element
Het vuur dat van nature schendt
Hierdoor bekwame hand geleid
Dat nieuwe kunstprodukt bereidt,
En de aarde in stukken kool verkeerd