28 Wordt in dien hellen gloed verteerd En doet van 't reeds gegiste graan Een smnakverkwikkend vocht ontstaan. Zoo heeft gehruik van vuur en aard Een nieuwe welvaartspruit gehaaid Die, steeds gerugsteund door de vlijt Haar' rijkdom uitstrooit wijd en zijd. Daar waar de Maasmet zachten vloed Zich kalm en rustig zeewaart spoedt Ontdekt het zoekend oog een stad Als in een wolk van rook gevat Gelijk het soms met zonlicht gaat Wanneer 't in nevelgraauw zich baadt; Een stad wel needrig voor 't gezicht Doch evenwel van groot gewigt Die lucni en water vuur en aard Tot dienaars van zijn wil vergaart. En met behulp der nijverheid Een nuttig kunstprodukt bereidt. Ik heet met geestdrift en met vreugd, In 't blij herdenken mijner jeugd Die stadwie ik deez' dichfgroet zond Steeds dankbaar mijn geboortegrond! t Is daar, waar welbestuurde vlijt,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1838 | | pagina 62