U?* ^rtbcrvlöffi. I, De nacht was duister, 't drijvend zwerk Werd door geen sier verlicht. De stormwind loeide luid en sterk De regenvlaag viel digt. De Merwe joeg haar brceden vloed Met bruischend klotsen voort, Geen bootsman waagde hoe vol moed Zich van haar oeverboord. Wie klieft in gindsclie ranke koot Den stroom met zooveel kracht Wie is hij, die een wissen dood Zoo stout en koen veracht 't Is Oswald vak der Eem! Slechts hij Vertrouwt zich aan den vloed. Geen bootsman waagt zich aan zyn zij, Al bood hij schat en goed.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1838 | | pagina 64