31 Alléén stak hij van 't oeverzand, lïoe fel de storm ook waar', Want, hem wachtte aan d'overkant Het loon voor 't grootst gevaar. Waar Arkels trotsche torenmuur Den stroom der Merwe stuit Daar ziet een maagd van uur tot uur Met bang verlangen uit. Zij luistert »hoor! ik hoor den slag »Der riemen in den vloed. Hij is 'tmaar, dierb're vader! ach! Dat 'k van u scheiden moet Heinas waarom in boozen stond Mij Oswalds hand ontzegd »0! nimmer, nimmer stemt mijn mond Tot eenen and'ren echt. lk haat den man aan wien ge mij 0 vaderhebt verpand. En schoon uw vloek mijn deel ook zij 'k Schenk Oswald slechts mijn hand

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1838 | | pagina 65