44 De hoefslag klettert weergalmt dof, Den ruiter dekt een wolk van stof, ilij slaat de manen met het leisel En vonken vliegen uit 't plaveisel. Hy stort in 't eind vermoeid van t ros Ier neer Hij ziet met angst en schrik de Sbirren*) die verbolgen, Met blikkerend geweer, hem op den voet vervolgen Hij poogt te vlieden doch vergeefs Geen schuilplaats meer Zie ginds! een open deur? o ja! de hoop herleeft; Hij snelt daarheen, terwijl de vrees hem vleuglen geeft. »Red, red mij!» roept hij uit, »verberg mij in uw woning En 'k maak uit dankbaarheid u rijker dan een Koning! Dat aanbod lijkt den armen bloed Die naast zijn hutje d'akker ploegde En hijgend op zijn spade zwoegde Elks gading toch is 't vvereldsch goed. Het woordje rijk klonk elk steeds zoet in d'oorcn En 't werkt betoovrend op Battista dei. Fiorp. Zijn kluis verbergt Rodrigo wijl de schaar Voorbijdraaftdie hem zoekt; geweken is 't gevaar. Kom aan Signore uw woord vervuld Gij weetbeloften maken schuld Geregtsdicnaars.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1838 | | pagina 78