48
Al heeft liet Satan toegeteld.
Nu ieder hoeft ook niet tc weten
Wat vryheên men zich soms vergunt
Om ook eens rijk te kunnen heeten.
Dat wordt geredelijk vergeten.
Qui possidcntbcati sunt.
Battista was bejaard, een man van groot vermogen
ITij had, gelijk men spreekt, zijn koetjes op het drooge
En zag zijn stapels goud met altijd nieuwen lust.
Helaas! daar klinkt de maar, dat ginds in 't Lélierijk
De schoone koningstelg, de spruit van Luidewijk
Door booze geesten werd ontrust.
Wee mij! dus zucht Battiste, en werd reeds hang.
Daar komt men hem uit 's Vorsten naam ontbieden.
Geen weigren baat: een koning wacht niet lang.
ïïoe zal hij thans des Boozen net ontvlieden?
Met angst herdenkt hij thans Rodrigo's woorden
Verwensclit thans 't uur, waarop hem 't blinkend goud be
But all in vainEen Koning wacht. koorde
Hij peinst op middlen doch vóór hy iets had bedacht
Was de onvermijdbre reis per extra post volbragt.
Zalig zijn de bezitters,
-f-) Do;h alles te vergeefs.