54
DE ARME MAN.
Wees meer nog, rijke man! begaan
Met mij verkleumden armen
Jïang 't paard liet oude slcètuig aan
Van drooge rendierdarmen,
Leen het mij ik span daarmee
Den klepper voor mijn grootste sleê
Hoe zal ik mij verwarmen
DE RIJKE MAN.
Gij zoudt, als ik niet wijzer waar',
Met al uw angstig stenen,
Wel laars en kousen, bedelaar!
Mij vragen van mijn bcenen.
Scheer spoedig naar het bosch u voort
En wees te vree wantop mijn wooi
'k Zal 't tuig u nimmer leenen.
De rijke sloot dc deur het paard
Nam de arme met zich mede
En spande 't met zijn dunne staart
Recht stevig voor de slede.
Toen laadde hij in 't sparrenwoud
Het voertuig torenhoog met hout,
En keerde wel te vrede.