57
De waard verbijsterd en verschrikt
Maar straf zult gij ontvangen
Volg naar de stad mij dadelijk
Opdat Schemjaka. 't vonnis strijk'!
Die laat u zeker hangen
En snel ging 't drietal naar de stad
Twee hunner tuk op wreken
En de arme vol van galg en rad
En pijnlijk keel-afstekcn.
't Was daarom, dat hij katervlug
Omlaag sprong van een liooge brug
Om zich den nek te breken.
Beneden op 't besneeuwde pad
Passeerde een arreslede
Waarop een oude voerman zat;
Zyn hals ving juist ter snede
Den springer. Morsdood was de man(o.
En de arme riep: 'k ontslel er van!
Die luchtsprong valt mij mede.