62
Haar de andre sprak uw wil is goed
Doch 't konde u licht mislukken.
En bovendien geen fruit smaakt zoet
Die andren voor ons plukken.
Laat mij mijn vrouwtje, en neem daarvoor
Dit tweespan met zijn toebehoor,
En honderd zilverstukken
Toen ging hij naar den droeven zoon.
lk ben bereid te sneven.
(Dus sprak hij op benaauwden toon:)
Dat we ons op weg begeven.
Het bruggetje is niet ver van hier
K Spring af! ik heb toch geen pleizier
Meer in dit aardsche leven.
DU BEDROEFDE ZOOR.
'k Ileb bezigheden beste maat
En 'k ben niet onverzoenlijk
Van daag te drentlen langs de straat
Dat is mij gansch ondoenlijk.
Daarneem die beursze is goed gevuld
En uitgedelgd zij ieders schuld
Geen mensch zij onverzoenlijk