72
Het weesje zoekt uw somber loof,
En drenkt het gras met zilte tranen
In 't vroom en ongeschokt geloof,
Dat God hem 't eenzaam pad zal banen.
't Herdenkt der oudren liefde en deugd,
Met opzien tot den Hemelvader
En 't hart, zoo ver van wereldvreugd,
Gevoelt zichzelf der Godheid nader.
De liefde, die uw' koelen schoot,
Bij 't scheuren van haar heiige banden,
Zoo menig edel echtgenoot
Vertrouwde met gewrongen handen];
Die liefde vindt, in 't eenzaam unr
Een' prikkel bij uw kille graven
En voedt zich met gereinigd vuur
Op 't dekkleed van ontslapen braven.
Heilig oord J gegroet, gegroet,
Met uw gewijde stille dreven
Hier kiemt het zaad van 'tschoone en go
Dat vruchten geeft voor beter leven.
Hier grenst aan de aarde 't hemelhof
Hier wekken eens der englen koren
Den stervling uit verwaaijend stof,
En doen hem 't eeuwig loflied hooren.