77 De liof opzigter der gebouwen van de kroon Riep Sans-souci tot zich en op een hoogen toon Sprak hij hem aldus aan Men moet uw molen sloopen »Hoe veel eischt gij er voor?»... Ik wil hem niet ver- koopen »Aan wien 't ook wezen moog. Men moetdat 'sgoed en wel »Maar denkt gij dat ik mij daarom in 't minste kwel »Mijn molen hoort aan mij ja, 'tis mijn eigen woning "Z°o wettig voor het minst als Pruissen van den koning. »Kom kom, uw laatste woord.Pas opmijn goedemanl» »Gij wiltik duidlijk spreek. Wel nu ik houd ze dan »Zie daar mijn laatste woord. »]Vu ging men, zonder dralen, Dit antwoord zoo als 't was aan Frederik verhalen. De koning zelf spreekt hem nu over 't voorstel aan Maar of hij vleit of dreigthij krijgt toch niets gedaan. «Versta toch reden! »- Dus laat Sans-souci zich hooren »Mijn vader stierf in t huis mijn zoon werd er geboren. »En ik zou 't afstaan?Neen!-Dit is nu mijn Berlyn. »Ik ben misschien wat scherp maar zoudt gij 't min der zijn "Al woudt gij duizenden dukaten mij betalen »Gij zoudt mij nimmer tot verkoopen overhalen. "GÜ krijgt den molen niet. 't Is een gedane zaak. Een vorst duldt, onverstoord maar zelden tegenspraak.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1839 | | pagina 113