83 juichende ijs-koffijhuizen, of in de jubelende groo- te tentwant daar stroomden de vijfjes en de guldens als een zilveren regen neder. Maar u heb ik hartelijk bejammerd, ja, van ganscher ziel bejammerd, u, geduldige, stokstijvein pels en bont gestopte Koetsiers Als stand beelden zag ik u daar zitten op uwen mobi- len troon, terwijl mijnheer en mevrouw uit den wagen waren gestegenen zich even lieten zien en bekijkentusschen de wandelende ijs- menigte Ik heb uwe kostbare baarden met een wit winterpoeder overdekt gezienuwe neuzeneven als do kameleonvan tint en kleur veranderen ik heb gezienhoe gij met de wanhoop op het gelaat, de handen gewre ven en geklapt hebtom uwe vingers voor eene noodlottige bevriezing te bewaren en waart gij niet fatsoenshalve aan uwen troon gebondengij zoudt met vlugge schreden naar het ijs-estaminet gegaan zijnen uw ver kleumd ligehaam verwarmd hebben door eenige teugen geestrijk vocht. Hoe zult gij die schoone zondagen verwenscht hebbenen uwe koetsen

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1839 | | pagina 119