96
Ha! schertsende edelliên, en opgeschikte jonkers
Hoe diep veracht ik u verwaten hoofsche pronkers
Gij hoont en smaadt mij, maar 't wordt soms u duur
betaald
En plotslijk zinkt hij neerwie op den hofnar smaalt.
Hij is de booze geest die uwen Meester kluistert
He zon van uw geluk wordt ligt door hem verduisterd
En als der eedle maagd een traan van de oogjes leekt
Dan weet hij die haar mint hoe zich de hofnar wreekt.
Zoo snood werd hij door u. Yerachtlijk diep beklaaglijk
Klinktuit verveling hem de kreet der smart behaaglijk.
Boosaardig mengt hij gif in d'eedlen vreugdewijn,
En waart als kwelgeest rond bij 't schittrend hoffestijn.
Het streelt en kittelt hem, als andren door hem vallen
Hij put zijn denkkracht uit door spot en geestloos kal
len
De neiging tot het goede is even ras verstikt
Als zy ontkiemde. Waar ook 't lot mijn plaats be
schikt
Mij plaagt steeds de oude wrok ;'k meng die in alle zaken
En achter t mom van scherts die andren moet vermaken,
Verberg ik 't naamloos leed dat mij den boezem knaagt
6 1 Mij rampzalige Dochwaarom thans ge
klaagd
Mij trof des grijsaards vloek, Scliriklijkste aller plagen