n jjtf
1
VAN DEN HEEK
A. de JONG, Gtz.
De jong I wat vergt gijp van mijn hand
Nu nog een vriendschapsonderpand
Baar meer dan tweemaal zeven jaren
Bewezen, door het heiligst bond,
't Welk twist noch achterdocht ooit schond
Dat wij elkander waardig waren.
Neen! 't is altijd de vreugde niet,
Die vriendschap 't krachtigst voedsel biedt;
Soms groeit zij weligst op in tranen.
Wij hebben vaakin smart vereend
Te schaars gelagchen meest geweend
Bij 't dierbaarst graf, of 't lieilzontanen.
Maar met het oog op de eeuwigheid
Wordt nooit een traan vergeefs geschreid.
1838. A. N. van Pellecoh.