102
en wij besloten te zamen eene poging aan te
wenden om den mandien wij gelijkelijk ver.
eerden, te zien. Brieven van'aanbeveling had
den wij geen van beidedoch op twintigjari
gen leeftijd was dit geen bezwaar voor ons.
Mijn vriend zou de rol van opmerker op zich
nemen. Ik zou het woord voerenopdat toch
geen blik, geene uitdrukking, geen gebaar
van den cenigen voor ons verloren mogtgaan.
Men bescheidde ons tegen den volgenden
middag. Hoewel bilderduk wegens ongesteld
heid het bed moest houden wilde hij ons ech
ter vernemende dat wij van Amsterdam kwa
men en hem verlangden te zien althans eenige
oogenblikken toestaan. Geen minnaar kon met
grooter onrust en pijnelijker verlangen de komst
zijner geliefde afwachten dan wij het bepaalde
nur. De morgen scheen ons hoe ook door ge
sprek en kout elke zweem zelfs van verve
ling gebannen waseen dag te zijn. Eindelijk
was het tijdstip daarwij spoedden ons naar
zijne woning, dochbilderdijk had des nachts
weinig gerust. Men vreesdedat hij welligt