104
schouwde hij onsvroeg onze namenen ver
zocht ons met innemende minzaamheid aan
zijne zijde plaats te nemen. Zijne echtgenoot
had kort te voren eenen hevigen aanval van
koorts gehaden met eene zwakkenu en
dan afgebroken stem deelde hij ons medehoe
leed dit hem was. Hij sprak over haren voort
durend koortsachtigen toestand, over het jagen
van haren pols en klaagde dat vele geneeshee-
ren te zorgeloos omtrent het onderzoeken van
den pols verkeerden. Men let niet genoeg dus
zeide hij op die ontelbare nuances en wijzi
gingen waarop ontegenzeggelijk zoo veel aan
komt, Vervolgens betoogde hij, hoe, verkeer
delijk, sommigen de medicijnen voor toovermid-
delen houdende ziekte als een kwaad be
schouwen en de natuur willen meesteren en
ontwikkelde alzoo kortelijk wat wij in de ziekte
der geleerden lezen
De ziekte is heelingskraehten geen ver-
dervingzucht.
Over de redenen van ons verblijf te Legden
sprekende, en zóó over onze meerdere of min-