108
dien ik zoo even verlaten had, aan de
wezenlijke of ingebeelde miskenning, die hem
griefdeaan de onbevredigde wenschen
die hij wel mogt koesteren aan de scherpe
en liefdclooze oordeelvellingendie hem niet
onbekend en niet onverschillig konden zijn
ik dacht aan do verpligtingendie liet vader
land heeft jegens zijne groote mannen
bevreemdt het u, mijn Lezer! dat ik mij
in die stemming bevond? Keurt gij het af,
dat ik mij in volgende jaren nooit zonder
aandoening het bezoek herinnerde hetwelk ik
u trachtte te schetsen Dan zou mijne te
leurstelling even groot zijn, als toen mijn
medebezoeker op de inhumaniteit van den En-
gelschen geleerde zinspeelde, en mij mijne
gevoeligheid scheen te verwijten.